De kindermoord in Heinkenszand Paul Harthoorn Nadat de heer Mallekoote in zijn beschrijving van Heinkenszand rond 1900 het droeve ver haal van de moord op Keesje de Visser terloops vermeld had, heeft nu de heer Midavaine in de Spuije van Zomer 2002 deze geschiedenis gedetailleerd beschreven aan de hand van de beschikbare bronnen. Daarmee zou deze geschiedenis voldoende belicht zijn, ware het niet dat ik als achterneef van de daderes hierover veel van familieleden heb gehoord en tot de verbazingwekkende con clusie ben gekomen dat alhoewel er geen twijfel aan bestaat dat 'Moe Kaö', zoals ze in de familie genoemd werd, de gruwelijke daad verricht heeft, zij zeer zeker niet het bloeddorstige monster geweest kan zijn zoals de media van die tijd haar beschreven. Zij die haar kenden beschouwden haar als een 'lieve zachte vrouw'. Haar familie heeft haar dan ook nooit versto ten. Haar broer Job heeft vier jaar na de moord een van zijn dochters zonder aarzelen naar haar vernoemd 1). Toen Catharina in 1898 uit de gevangenis in Gorinchem ontslagen werd, werd zij door diezelfde broer opgehaald en heeft zij in zijn gezin enige tijd in zijn huis aan de Vlaamseweg in de Oude Kraaiert doorgebracht. Zou Job dit aangedurfd hebben als hij in haar een potentiële kindermoordenares zag? Hij had op dat moment zelf een meisje van zeven en twee jongens van respectievelijk negen en vijftien jaar. Vermoedelijk heeft Job deze kinderen weinig of niets van het gebeurde verteld, maar toen mijn moeder haar tante eens vroeg waarom zij geen kinderen had, heeft ze daarop geantwoord: 'Nee mijn lieve kind, want Onze Lieve Heer is boos op mij'. Ook nadat Catharina hertrouwd was met Johannes Dod- mond en in Yerseke ging wonen, bleef het contact met de familie behouden. Zo vond ik tussen de papieren van mijn moeder een nieuwjaarskaart die Dodmond haar in 1903 zond. Ik wil daarom deze geruchtmakende zaak eens uit een andere hoek bekijken en hier en daar aanvullen met enkele gegevens die aan de 'zoekmachine' van de heer Midavaine ontsnapt zijn. De ruzie tussen Cornelis de Visser en Adriaan Huisson Midavaine beschrijft dat in de avond van de 10de juli 1886 Cornelis de Visser in de herberg van Cornelis Boonman te Heinkenszand ruzie kreeg met Adriaan Huisson.2' Visser3' beweerde dat Huisson kwaad van hem gesproken had. Later wachtte hij hem buiten op en ontaardde de ruzie in een vechtpartij waaraan de veldwachter te pas moest komen. In een daarop volgende proces werd Visser veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van drie gulden. Waar ging die ruzie over? Adriaan Huisson was een vriend van Neeltje van de Plasse, de zuster van Catharina. In 1888 zou hij haar zwager worden. Dit doet vermoeden dat Adri aan van het feit dat Visser vaak dronken was en zijn vrouw sloeg op de hoogte was en dat rondgebazuind had. Vreemde mannen over de vloer? Catharina werd ervan beschuldigd haar man ontrouw geweest te zijn en dat zij bezoek ont ving van vreemde mannen. De Visser beweerde dat Keesje hem dit verteld had en dat dit de reden was dat hij het huis in woede verlaten had nadat hij Catharina uitgemaakt had voor hoer. Eerder had Visser verklaard dat Catharina hem bekend had dat er wel eens mannen in huis kwamen. Het kind zou met name een zekere Johannes genoemd hebben. Dit verhaal komt kennelijk alleen uit de mond van Visser, want Keesje was dood en Catharina heeft tij dens de rechtzaak beweerd er niets van te weten, terwijl Visser zeiflater zei zich niet te kun nen herinneren of hij Catharina verteld had wat Keesje tegen hem had gezegd. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat een vrouw die een man en vier kleine kinderen moet onderhouden en naast de dagelijkse beslommeringen van het huishouden ook een geit, konij- 28

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 30