Een getrouwd man gansch niet passende W.P. den Toom Op maandag 12 januari 1728 stond Huijbregt Huijsman terecht voor de 'extraordinaire' ver- schaar. Hij was na veel omzwervingen gevangen gezet in de gevangenistoren op de Grote Markt in Goes. Dat had nog al wat voeten in de aarde gehad, want Huijbregt was ver van Goes afgedwaald. Hoe hij in zijn woonplaats is teruggekeerd wordt niet beschreven. Huijbregt was gehuwd geweest met Magdaleentje Jans de Jonge. Uit dit huwelijk was een zoon geboren. Na het overlijden van zijn vrouw ging Huijbrecht op zoek naar een andere vrouw. Hij kreeg kennis aan Adriaantje Matthijs, de waardin van de Gouden Leeuw. Ze huw den op 7 januari 1728. Adriaantje bleef de herberg uitbaten, zodat Huijbrecht een rustig leven had en waarschijnlijk goed in de slappe was zat. Om wat om handen te hebben sloot hij een overeenkomst met Jan Snoep om samen met hem een graanhandel te beginnen. Snoep overhandigde hem zonder enig onderpand 1104 ponden Vlaams. Of Huijbrecht zich verveelde, of dat hij te weinig aandacht van zijn vrouw kreeg is niet bekend, maar wel blijkt dat hij een oogje had laten vallen op de dochter van een voor naam burger. Kennelijk werd de liefde beantwoord, want zij smeedden een plan om heimelijk samen Goes te verlaten. Door een misverstand verliet het meisje echter alleen de stad in de nacht van 30 op 31 oktober 1727. Omdat de relatie tussen Huijbrecht en het meisje niet onop gemerkt was gebleven, werd hij de volgende morgen ten stadhuize ontboden om uitleg te geven over het verdwenen meisje. Hij ontkende er iets vanaf te weten. Zelf vertrok hij de andere dag naar Tholen met al zijn bijeen vergaarde geld. Huijbrecht haalde zijn geliefde in tussen Poortvliet en de stad Tholen. Hij liet haar echter in de steek en reisde alleen verder naar Brabant en Limburg; hij belandde uiteindelijk in Maastricht en liet zich daar meneer De Jonge noemen. Het meisje was later weer in Goes teruggekeerd. Dit blijkt uit correspon dentie van Huijbrecht met haar die via zijn zuster Dina Jans liep. Hij schreef brieven op 2, 5 en 12 november 1727 aan het meisje en sloot die in bij een bericht aan Dina. Tevens deed hij Dina suggesties aan de hand om de brieven heimelijk bij haar te bezorgen. Hij schreef z'n zuster dat hij voor geen duizend gulden zou willen dat die brieven in verkeerde handen zou den vallen. Aan het meisje schreef hij dat ze hem trouw moest blijven en te zoeken naar mid delen om hem bericht te sturen, zodat ze zich later weer bij hem kon voegen. Zover kwam het echter niet. Huijbrecht moest voor de baljuw verschijnen. De baljuw vond dat er een voorbeeld gesteld moest worden en dat Huijbrecht streng moest worden gestraft. De verdediging bestreed de eis van de baljuw. Het vonnis van de burgemeesters en schepenen luidde dat hij per eerste gelegenheid gedu rende 21 jaar in een tuchthuis moest worden opgenomen. Daarna volgde verbanning voor altijd uit de provincies Holland, Zeeland en West-Friesland. Ook d' kosten van het proces kwamen voor rekening van Huijbrecht. Bron: RAZE 1575, folio 42/43. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 40