De opgraving van het bergje werd gedaan in september en oktober van het jaar 1955 volgens de kwadrantenmethode. Een soort taartpuntenverdeling waarin elk deel, laag voor laag, met de hand werd afgegraven. Een zeer geslaagde methode waarbij de oude kernheuvel van 1.2 meter hoogte heel gaaf te voorschijn kwam. Periode I De kernheuvel was aangelegd op zavelige, veenloze jonge kreekgrond die naar onder toe steeds zandiger werd. Vreemd genoeg dwars over een ondiep geultje van vijf meter breed. De vorm van dit kernheuvel tje was niet rond maar wat langwerpig (gemiddeld 20 bij 14 meter), duidelijk rechthoekig aan de zuidoostzijde en ronder en wat breder aan de noordwestzijde bij de oprit. De opbouw van zo'n kernheuveltje ging als volgt: in eerste aanleg is volgens een bepaald grondplan een ringvormige wal gemaakt van 1.2 meter hoogte. De grond moet uit de directe omgeving zijn weggegraven want de opgestapelde spade steken waren nog duidelijk te zien en vrij wel niet uit elkaar gevallen. Vrijwel zeker is de stugge bovengrond rondom de heuvel hiervoor gebruikt. De zo ontstane ringwal doet denken aan een zogenaamde holle- stelle, een opvangreservoir van regenwater voor mens en dier in onbedijkt land of schorregebied. Toch lijkt het er niet op dat het als hollestelle is gebruikt. Er zijn namelijk geen sporen en ook geen aarde- werkscherven gevonden. Dat moet bij het gebruik als hollestelle toch zeker het geval zijn geweest. Al vrij snel is het binnengedeelte opgevuld met zandig tot zavelig lichtgekleurde grond met roestbrokjes en grotere kleibrokken. Het talud van dit kernheuveltje was, behalve in het zuidwesten overdekt met een donkere humuslaag. Op de top van dit kernheuveltje werd een 15 cm dik klei- vloertje gevonden dat als woonvlak heeft gediend. In dit woonvlak trof men twee woonlagen aan van elkaar gescheiden door 10 cm vrijwel wit schoon zand. Men heeft kennelijk de oude vloer vernieuwd door er een nieuw zandlaag op te strooien, zoals in vroeger tijd gebruikelijk was. Op het vloer tje werden twee donkere humeuze laagjes gevonden met enkele haardplaatsen met daarin veel botten en scherven. De talrijk gevonden paalkuilen vormen samen een bebouwing van ongeveer 10 bij 4 meter, met de lengteas in noordoostelijke richting. Vermoedelijk hebben er meerdere bouw werken op de top gestaan gezien de grote hoeveelheid paalgaten en hun verspreide ligging. Een duidelijke reconstructie is daarom helaas niet mogelijk. Toch kunnen we ons wel een beeld vormen van de eerste bewoning op dit heuveltje. Uit het onder zoek blijkt dat de kernheuvel, behalve bij de oprit aan de noordkant, omgeven was door een ondiepe gracht. Niet ter verdedi ging dus, de daar uitgekomen grond is gewoon gebruikt om het heuveltje te maken. In de grachtvulling kwamen vrij wel geen vondsten voor. De gracht moet dus al vrij spoedig weer volgeraakt zijn met slib, dat blijkt uit de baan van de don kere humuslaag op het talud. Deze laag, met wat scherven en ander huishoudelijk afval, liep n.l. door over de bovenzijde van de opgevulde gracht. In deze afvallaag bevonden zich naast het gewone materiaal ook stukken molensteen van basaltlava en op de top brokken hard materiaal met houtresten, vermoedelijk huttenleem. Hoelang men op het kernheuveltje heeft gewoond is niet bekend. De gevonden aar- dewerkscherven waren van het type kogel- pot, Paffrath en Pingsdorf, dus moet de bewoning van periode I in de 11e en/of 12e eeuw zijn geweest. Verder weten we ook niet door wie, of in opdracht van wie, de hoge berg óver de kernheuvel is opgewor pen. Ook is helaas niet bekend wanneer dit is gebeurd. Periode II De oorspronkelijke hoogte van de hogere berg (verhoogde kernheuvel) kan 4 meter geweest zijn. Voor het maken van de hogere berg met een basis van ongeveer 0 30 meter heeft men weer de grond uit de directe omgeving weggegraven. Daardoor zijn de oprit en de voet van de kernheuvel gedeeltelijk verdwenen. Deze vergraven humeuze grond, gemengd met andere aarde, werd teruggevonden in een laag net 17

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 19