Afb. 4. Enkele voorbeel den van potten waarvan scherven zijn gevonden en wat benen voorwerpen uit de betreffende periode. (Tek. M. Bloemendaal). boven de oude top van de kernheuvel. De benodigde grond om de berg te verhogen moet zijn weggegraven in de naaste omge ving. Vermoedelijk zal dit, net als elders, uit een omringende diepe gracht gekomen zijn. Helaas waren er onvoldoende finan ciële middelen voor verder onderzoek. Toch zal ook deze berg vrijwel zeker omgracht zijn geweest en hebben behoord, samen met een voorhof op het verhoogde stuk grond ten westen van de berg, bij een werf of woning van een ambachtsheer. Het talud van periode II was in de profie len niet overal scherp te zien. Door afgra ving en eeuwenlange weersinvloeden was het sterk geërodeerde verhoogde gedeelte afgegleden en was de berg wat breder en lager geworden. Toch was een structuur- en kleurverschil van het talud van de berg zichtbaar, waardoor de afgegleden grond werd herkend. De grond op de top van de berg was immers ergens anders weggegra ven. Aan de voet van de tweede periode in het bergje te Abbekinderen is geen steen puin aangetroffen. Dus moeten we de con clusie trekken dat er geen stenen bouw werk heeft gestaan. De vondsten Uit de humeuze woonlaag van de kernheu vel en de gracht kwamen scherven te voor schijn daterend uit de 11e -12e eeuw en vergelijkbaar met het in de dorpskern van Kloetinge gevonden aardewerk. Grofweg kan dit aardewerk in drie groepen verdeeld worden n.l. het zogenaamde vroege of spaarzaam geglazuurde Andenne, het Pingsdorf of wat daar sterk op lijkt en het blauwgrijze kogelpotaardewerk. Het Andenneaardewerk is witgelig soms wat rossig of lichtbruin van kleur. Het is gemaakt uit klei met een heel fijne struc tuur, vermengd met fijn gemalen kwarts korreltjes en bekend van pottenbakkerijen 18

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 20