ten de stadspoorten, in gebruik genomen. Een binnendijkse oplossing dus, waarbij de dam moest worden doorgestoken en een ringdijk om de nieuwe haven zou moeten worden aangelegd. De logische plaats voor deze haven leek aangewezen. Binnendijks lag immers nog altijd de geul van de Korte Goes, die nu Versvliet of Vosvliet werd genoemd. Het lag dus voor de hand om de nieuwe haven in deze geul aan te leggen. De bebouwing zou dan komen langs de Oostsingel en de (Korte) Oostwal, rondom de haven, die dan zou hebben gelegen ter plaatse van het huidige parkeerterrein Oostwal. Maar ook dat gebeurde niet. Men koos voor een veel omslachtiger oplossing: een helemaal nieuw gegraven haven ter plaatse van de hoog gelegen kreekrug aan de Westzijde van de Versvliet. Daarmee kreeg Goes dus de eerste gegraven haven van Zeeland. Er werd een omringdijk aan gelegd, achter langs de Grote Kade-Bier- kade-Turfkade en langs het Rozemarijn dijkje en de Molendijk. Daarmee had men ook nog ruimte geschapen voor een spui- kom: de Achterhaven, ten Noordwesten van de nieuw aangelegde haven. De spuisluis kwam heel gunstig achter in de havenkom uit; daar werd tevens een getij- molen gebouwd. Goes is daarmee het buitenbeentje onder de middeleeuwse havenplaatsen van Zee land geworden. Terwijl een mooie natuur lijke haven aanwezig was, legde men een dure kunstmatige haven aan. Waarom deed men zo moeilijk? De oplossing wordt ook weer door Dekker aangereikt. Hij heeft immers duidelijk gemaakt, dat de Versvliet de grens vormde tussen de ambachten van de geslachten Van Schenge en Van der Maalstede. Goes behoorde tot het gebied van het geslacht Van Schenge, Kloetinge tot dat van de Maalstedes. Zou men nu bij de ontwikkeling van het havendorp de gebruikelijke oplossing heb ben gekozen, namelijk bebouwing langs de bestaande geul, buitendijks of binnendijks, dan zou het dorp in twee ambachten heb ben gelegen, met de grens midden in de haven. De ambachtsheren van Schenge, de stichters van Goes, hadden dan niets kun nen beginnen zonder de medewerking van de Maalstedes, en het bestuur van de plaats zou onder twee jurisdicties hebben gevallen. Het is dus logisch dat de Van Schenges ervoor hebben gekozen om de ontwikkeling van het dorp helemaal op hun eigen grondgebied te realiseren. Pas veel later heeft Goes wat uitbreiding kun nen krijgen aan de Oostzijde van de Vers vliet, de Honderd Gemeten. Dekker heeft de vroegste geschiedenis van Goes overtuigend en helder weergegeven. Aan de aanleg van de haven besteedt hij echter vrij weinig aandacht, alsof het een vanzelfsprekende zaak was. De aanleg van het 'gronddepot', waarop de Magdalena- straat is aangelegd, wordt nu ook wat logi scher; het graven van de haven in de hoge kreekrug kostte immers veel meer grond verzet dan wanneer men de bestaande geul had gebruikt. Het leek me goed om wat extra aandacht te vragen voor deze haven- aanleg, waarmee Goes zijn tijd vooruit was. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 34