werk verbonden, waar het aluminiumafval werd omgesmolten. Dat werd dan op het laboratorium gecontroleerd op samenstel ling. Van der Vaart adviseerde me te pro beren op het laboratorium te komen. Daar werkten alleen Nederlanders. Ik vroeg daarom een gesprek aan met de directeur van het laboratorium, Herr Dr. Stelljes. Ik sprak inmiddels redelijk Duits, wat blijkbaar een pluspunt was. Gelukkig vroeg de directeur niet naar mijn kennis van scheikunde of naar m'n praktische ervaring, want die had ik niet. HBS-aspira- ties waren in mijn jeugd te duur. Ik kreeg te horen dat hij me zou laten roepen, wan neer er iemand nodig was. Toen ik de zaak min of meer vergeten was kwam de voorman naar me toe en zei dat ik direct bij de directeur van het lab moest komen. Die vertelde me dat ik was aange nomen en dat ik begin december 1943 kon beginnen. Dat was een andere wereld! De monsters uit het smeltwerk werden chemisch en spectraal-analytisch onder zocht en het resultaat moest bij beide onderzoeken vrijwel hetzelfde zijn. Ik werd ingewerkt door een zekere Kurt Denz, die in militaire dienst moest. Daarna werd ik ingedeeld bij de chemische afdeling, waar ik ook Tom van der Vaart weer ontmoette. Logisch dat ik hem erg dankbaar was voor z'n medewerking. Al spoedig draaide ik mee in het circuit. Op het laboratorium werkte ook een zekere Herr Herbstritt, een echte nazi. Wanneer hij 's morgens binnenkwam groette hij steeds met 'Heil'Hitler', wat door ons stee vast met 'guten Morgen' werd beantwoord. Op zekere morgen bracht hij z'n zoontje Manfred mee, die allerlei karweitjes moest opknappen, zoals flessen spoelen. Ook werkte bij ons op het laboratorium reeds lange tijd een Poolse jongen, Peter Inwa- nescu geheten. Deze jongen genoot bij ons een zekere bescherming, gezien zijn jonge leeftijd. Op zekere dag waren er veel flessen en glaswerk te spoelen. Omdat ik dat niet allemaal door Peter wilde laten doen gaf ik deze klus aan Manfred. Die weigerde de opdracht en voegde er aan toe, dat 'die Pool' dat maar moest doen. Hij vond zich zelf als arische jongen hier te goed voor. Dit schoot bij mij verkeerd en ik gaf hem een ongenadige schop onder z'n kont, ter wijl ik hem toebeet dat hij het maar aan zijn vader moest gaan vertellen. Ik heb er nooit meer iets van gehoord! Dr. Stelljes was voor ons buitenlanders een goede directeur. Hoewel hij het 'Par- teiabzeichen' droeg was hij geen echte nationaal-socialist. Hij liet dat soms mer ken ook. Zo sprak hij vaak Engels met ons als Herbstritt niet in de buurt was; en stond hij ons toe 's nachts wat extra te koken. Ook nam hij ons in bescherming toen er op het laboratorium met proeven werd gerommeld, waardoor er in de walse- rij en bij verdere verwerking in de fabriek scheurtjes in het aluminium ontstonden.Wij kwamen er vanaf met een zware berisping. Alleen de organisator van dit alles, F.van de Griend uit Breda werd teruggeplaatst naar de fabriek. Toen de oorlog klaar was heb ik op verzoek van Dr. Stelljes een voor hem gunstig rap port uitgebracht in verband met zijn dena zificatie. Later is hij bij een auto-ongeluk in Frankrijk om het leven gekomen. Ik wist ook dat de afdelingschef Paul Lan ger achter ons stond. Hij was niet bepaald een nazivriend. Hij was eens door een groep facisten in elkaar geslagen, omdat ze hem voor een communist aanzagen. Omdat in de fabriek zoveel mogelijk gepro duceerd moest worden werd af en toe in de 'Festsaal' wat amusement geboden. Soms werden operettes opgevoerd. We zagen o.a. 'Der Vogelhandier' en Tm weissen Rössl'. Eveneens zagen we op het toneel de toen befaamde actrice Lala Andersen met het lied 'Lily Marleen'. De Tsjechen hadden een eigen orkest, waarin onze vriend Piet van der Meule uit Domburg een graag geziene gast was. Hij was dan ook een uitstekend musicus. Polen en andere 'Ostarbeiter' werden bij dit alles niet toegelaten. Deze groep men sen mochten ook niet in cafés komen. De familie Preiser Tijdens mijn verblijf in Wutöschingen maakte ik via Jan Raas, afkomstig uit 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2003 | | pagina 7