Afb. 1. Detail van de kaart van de wate-
ringe Hoedekenskerke, 1846, gemaakt door
L. Paardekoper. De plaats van de woning
van Leuntje Kuilenbroek wordt door de pijl
aangegeven. GAG digitale kaart nr. 32.)
Leuntje terug in de bedstede gelegd.
Nog diezelfde dag werd er huiszoeking
gedaan bij Hendrik Antonisse (bijgenaamd
Heintje Meertense) uit 's-Gravenpolder.
Men had het vermoeden dat hij misschien
meer van de mishandeling en diefstal zou
afweten.
Hendrik was 50 jaar oud en op 24 decem
ber 1776 in 's-Gravenpolder geboren.3' In
1813 was hij in zijn geboorteplaats
getrouwd met de in 1790 in Borsele gebo
ren Jannetje Krijger (Krieger). Ze hadden
in 1826 drie kinderen, waarvan de oudste
dertien en de jongste twee jaar was.4)
Hendrik was slager, maar tussendoor deed
hij ook wel ander werk. Uit een later in het
Huis van Bewaring opgemaakte signale
ment weten we dat hij 'één el 616 strepen'
lang was. Hij had een langwerpig gezicht,
lichtbruin haar en een baard van dezelfde
kleur. Zijn voorhoofd was vrij hoog en hij
had blauwe ogen. Zijn neus was klein en
'een weinig opwippende' en zijn gelaat was
overwegend bleek. Als opvallend kenmerk
noteerde men dat hij op zijn linkerarm een
tatoeage had van een oorlogsschip met
daaronder het jaartal 1808 en daar weer
onder zijn initialen H.M.A. Op de boven
kant van zijn linkerhand was een anker
met een kabel getatoeëerd zodat het leek of
het schip voor anker lag. Naast dit anker
stond een hartje afgebeeld met daarnaast
een bijl en een kapmes. Op zijn rechter
hand had hij een tatoeage van een hartje
'met eenig ornament' en daarnaast weer de
letters H.M.A.
Op de boorden of planken in de spinde5'
vonden de gerechtsdienaren vijf stukken
spek, waarvan Hendrik beweerde dat ze
over waren gebleven van de slacht van het
vorig jaar. In een kast lagen in een mandje
onder verschillende andere goederen twee
gouden hoofdspelden en twee spelden met
pareltjes erop. Hendrik vertelde dat zijn
vrouw deze een paar jaar geleden op de
kermis in 's-Heerenhoek had gekocht. De
bijbehorende hoofdstukken had hij kort
hiervoor bij de zilversmid Van der Ven in
Goes verkocht om de huishuur te kunnen
betalen. Met hetzelfde oogmerk had hij
half april ook zijn zilveren broekstukken
aan de zilversmid De Leeuw uit Goes ver
kocht.
In de gevangenis
Op 24 mei 1826 vaardigde de rechter van
instructie een mandaat van geleide uit
tegen Hendrik Antonisse. De dag erna
vond in het stadhuis van Goes het eerste
verhoor van hem plaats. Hierbij bekende
hij dat hij deze gruwelijke misdaad had
gepleegd en als motief gaf hij op dat hij in
geldnood zat. Het plan had hij twee dagen
ervoor reeds bedacht. Op de 22e mei was
hij naar het woninkje van Leuntje Kuilen
broek gegaan en onderweg had hij uit een
wilgentronk een stok gesneden, waaraan
enige knobbels zaten. Bij Leuntje aangeko
men vond hij de deur niet op de grendel,
zodat hij gemakkelijk het huis binnen kon
gaan. Daar trof hij Leuntje aan, die in een
leunstoel zat. Toen ze vroeg wat hij kwam
doen, gaf hij de weerloze vrouw vier slagen
met de knuppel op haar hoofd, waardoor ze
het bewustzijn verloor. Hij scheurde haar
de mutsen van het hoofd en eigende zich
het zilveren hoofdijzer, de gouden stukken
en spelden toe. Vervolgens klom hij naar
de zolder en roofde uit een ton drie stukken
spek. Terug in het woonvertrek haalde hij
uit een klerenkast alle kleren en gooide ze
op de grond. Van een fluwelen broek sneed
hij een paar zilveren broekstukken af.
Nadat hij de buit in een voor dit doel mee-
26