't gemelde Hooge Huijs met den eersten niet
en werde gebracht tot behoorlijcke repara
tie, dat het selffde wel soude moghen tot
eenen Steenhoop commen te vervallen, ende
van de Ambachtsheeren ofte kerckmeesters
van Shr.arentskercke werden aengeslagen'
Mogelijk heeft Jacob gehoopt dat het gaan-
degoed toch aan hem toegewezen zou wor
den en wilde hij vast laten leggen dat het
Hoge Huis in slechte staat verkeerde. Het
liep anders en over de toestand van het
huis wordt later niet meer gerept. De kans
is groot dat het huis niet meer gerepareerd
is en spoedig tot een puinhoop vervallen is.
Een nieuw dispuut
De laatste Hoogkamer die in het bezit van
het gaandegoed geweest is was Esther,
dochter van Johannes Willemse Hoogkamer
en Pietemella Adams. Na het overlijden van
Esther meende Sara Willemse Hoogcamer,
de in 1671 geboren dochter van Willem
Sebastiaense Hoogcamer en Elisabeth
Vermart en weduwe van Anthoni Nolst, dat
zij recht had op het gaandegoed. Maar op
21.5.1728 had Johannes Jacobus de
Bruijker, na de gebruikelijke formaliteiten,
zich in het bezit van de goederen gesteld.
Hoe kon dat? Hij behoorde wel 'tot het
geslacht', maar hij was jonger dan Sara. De
zaak werd uitgevochten, eerst voor het
gerecht van 's-Heer Arendskerke en daarna
in hoger beroep voor het Hof van Holland.
De Bruijker heeft dit proces gewonnen,
want, alhoewel hij jonger was dan Sara
Hoogcamer, stond hij een graad dichter tot
de fondateur.
Het Hof heeft na rijpe deliberatie van
Raede, deurgesien ende overgewogen heb
ben all 't gunt ter materie dienende is'
Johan de Bruijker op 10.3.1732 officieel in
het gelijk gesteld en kon hij de gaandegoe-
deren in bezit nemen17'. Hij heeft hier
ruim tien jaar lang van kunnen profiteren.
Hij overleed te Goes op 12.1.1743. Na zijn
overlijden namen de collecteurs van de
grondbelasting niet meer de moeite om de
achtereenvolgende 'possesseurs' van het
gaandeland met name te noemen. Kenne
lijk was het instituut 'gaandeland' aan het
verwateren. In de overlopers en in het
kadaster werd volstaan met vermelding
van 'successeur van Jan de Bruijker'. De
eerste was zijn twintigjarige dochter
Isabella, die vijfjaar later trouwde met
Jan Cornelisse Doen. Uit dit huwelijk wer
den een zoon Cornelis Josephus Doen
(1749) en een dochter Apolonia Doen
(1755) geboren. Cornelis kreeg in 1798 van
schout en schepenen van 's-Heer Arends
kerke toestemming om het goed te behe
ren. Hij heeft daarvan niet lang kunnen
profiteren, want op 2 januari 1802 over
leed hij te Goes. Volgens de regels zou nu
zijn zuster Apolonia de rechtmatige bezit
ster moeten worden, maar aangezien zij
enkele weken na haar broer te Goes is
overleden ging dit niet door. Vermoedelijk
is toen in haar plaats haar tweede man
Adriaan Gillisse Rentmeester, waarmee zij
in 1788 getrouwd was, aangesteld. Het
wachten was tot hun in 1793 geboren zoon
Cornelis Rentmeester oud genoeg zou zijn
om het gaandegoed over te nemen, maar
voor het zover was kwam er een kaper op
de kust.
Afb.4. Kadastrale kaart van 's-Heer Arends
kerke door Landmeter Holster, omstreeks
1830.
25