De Tevels doen een gooi naar het
bezit!
De 'aanval' op het bezit kwam uit een
onverwachte hoek. Op 28 juli 1822 zond
Cornelis Tevel, zilversmid te Middelburg,
een lange brief naar Schout en Schepenen
van 's-Heer Arendskerke.1® Hierin schreef
hij dat zijn vader Pieter Tevel op de leeftijd
van 69 jaar, 5 maanden en 4 dagen was
overleden en op 30.8.1804 begraven in de
Nieuwe Kerk in Middelburg. In zijn nala
tenschap had hij oude familiepapieren
gevonden waaruit hij de conclusie had
getrokken dat hij recht had op de nalaten
schap van Willem Wisse. Het schijnt dat
zijn vader Pieter Tevel reeds in 1798,
mogelijk na het overlijden van Isabella de
Bruijker, vruchteloos aanspraak op de goe
deren had gemaakt. Maar het kon geen
kwaad het nog eens te proberen. Cornelis
Tevel kwam met een handvol documenten
op de proppen, waarmee hij kon bewijzen
dat zijn vader op 26 maart geboren en op
27 maart 1735 in de Oude Kerk van Mid
delburg gedoopt was als zoon van Pieter
Tevel en Martina van de Velde. Ook over
legde hij een extract uit het 'Boek van Pro-
ceduren' van 's-Heer Arendskerke uit 1798,
waarin Pieter Tevel genoemd werd als
senior afstammeling in de elfde graad van
Cornelis Wisse'. In die papieren had hij ook
gevonden dat een zekere Antonie Juyn, die
ook in de 'geslachtboom' vermeld stond, in
1778 pretensie op het goed' gemaakt had
en, zoals hij schrijft in zijn brief: 'dat mijn
grootmoeder Martina van de Velde heeft
genooten tot de dood, en met mijn vader de
rekeningen geslooten en voldaan'.191 Hij
eindigde zijn brief met te vermelden dat hij
en zijn broer Pieter de enige overlevende
kinderen waren van Pieter Tevel en
Catharina Elizabeth la Croix, welke laatste
in 1736 in de Franse Kerk te Middelburg
gedoopt was en op 16.2.1789 in het simpel
huis van Bergen op Zoom was overleden.
Cornelis Tevel viste achter het net. Niet
alleen had Cornelis Rentmeester, als klein
zoon van Isabelle de Bruijker, betere papie
ren maar ook had het land dat Martina
van de Velde geërfd had waarschijnlijk
geen deel uitgemaakt van het pakket gaan-
deland, waarom zo bitter gestreden was.
Bij vergelijking van hun stambomen werd
vastgesteld dat Pieter en Cornelis Tevel in
de 12e graad verwant waren aan Pastoor
Wisse, maar Cornelis Rentmeester in de
lle graad.
De laatste fase
We zijn nu aangekomen in de 19e eeuw.
Van het Hoge Huis waren misschien alleen
de fundamenten nog over, maar de naam
zou in de overlopers als veldnaam in de
Papenhoek blijven bestaan. Aangezien de
huidige inwoners van 's-Heer Arendskerke
niets van het bestaan van het huis schijnen
te weten zal het waarschijnlijk al in de 17e
eeuw zijn afgebroken. Het huis stond op
het land dat kadastraal beschreven staat
als nrs. 446,447,447 bis, 448,450 en 451
(afb.4).
Het gaandeland dat onder 's-Heer Arends
kerke gelegen is staat in de overlopers tot
1831 op naam van 'de successeurs van Jan
de Bruiker', zonder dat wij weten wie dit
waren. Tussen 1831 en 1838 is de situatie
veranderd. Slechts één perceel staat in
1838 en later nog beschreven als jaargetij-
land, maar de nieuwe eigenaars kwamen
niet uit het geslacht van Willem Wisse. Het
zijn Johannis Fransse van de Putte, Jan
Goedheer, de Goesse zilversmid Johannes
de Leeuw, Jacobus de Jonge en de erven
van Blaas Ponse uit 's-Heer Arendskerke.
Zij zullen het land door aankoop verkregen
hebben, zodat dit althans in 's-Heer
Arendskerke het definitieve einde bete
kende van het gaandeland. Het land onder
Baarsdorp heeft een soortgelijk lot onder
gaan. Vijf percelen in de Puttemeehoek,
waren reeds omstreeks 1700 door Anna
Hoogkamer in erfpacht uitgegeven en zijn
van 1740-1861 in de overlopers als jaarge-
tijland en erfpacht van Jan de Bruiker
beschreven. De overige stonden in 1833
nog als jaargetij- of gaandeland op naam
van Jan de Bruiker. Vier percelen werden
verkocht en staan in 1840 beschreven als
gaandeland op de naam van Jacob Janse
Boogers, winkelier te 's-Heer Arendskerke,
Jan Janse de Baar, landman in Baarsdorp,
Jacomina Almekinders, landbouwster in
Heinkenszand en Henrietta Carolina
Schorer, de echtgenote van Mr. Johan
26