Voorvallen uit de achttiende eeuw W.P. den Toom Onderstaand twee voorvalletjes uit het dagelijks leven in de achttiende eeuw, zoals die heden ten dage ook regelmatig voorkomen. Uit de verdediging blijkt dat er sinds die tijd niet zo veel veranderd is. Men komt net als nu allerlei uitvluchten tegen om toch vooral geen schuld te bekennen. De plakkaten waren in die tijd echter streng en de belastingdienst was belast met het innen van de gelden, zodat de accijns zonder pardon betaald moest wor den. De belastingontduiker Claas Carstanje zat op dinsdag 10 oktober Afb. 1. Boerderij in Wemeldinge, locatie niet bekend. (Collectie GA Goes.) Een illegale ketelboeter Gerard Berboise, afkomstig uit Mechelen, oefende in het jaar 1735 zijn beroep van ketellapper uit op Zuid-Beveland. Dat was in strijd met de voorschriften, omdat hij buitenlander was en hij werd dan ook vast gezet in de stad Goes. Hij vertelde onkun dig te zijn geweest van de regels. Omdat hij beloofde nooit meer hier te komen werd hij uit zijn detentie ontslagen. Na enige tijd werd Berboise echter ten tweede male op het eiland gesignaleerd en met zijn gereedschappen betrapt op de hoeve van Jacobus Dominicus te Wemeldinge. Hij werd weer opgepakt en de baljuw eiste dat hij werd gegeseld en binnen twee dagen het eiland zou moeten verlaten. De verdachte vertelde dat bij zijn eerste arres tatie zijn gereedschap was afgepakt. Hij was toen naar de burgemeesters gestapt en die hadden het hem terugbezorgd en gezegd dat hij geen koperwerk zoals kra nen bij zich mocht hebben. Verder kon hij vrij zijn handwerk uitoefenen om zo een eerlijk stuk brood te verdienen voor zijn vrouw en "onnoosele" kinderen. Op zijn werk te doen was hij toen in Wemeldinge op die hoeve terecht geko men en had daar een putketel gelapt. Ver der werd aangevoerd dat het betreffende wetsartikel, waarop de eiser zich baseerde, betrekking had op bedelaars, vagebonden en land lopers. Mochten ketel- boeters toch tot die categorie gerekend worden dan voerde de verdediging aan dat Gerard Berboise zeker niet de intentie had gehad iets te doen in strijd met de plakkaten. De uitspraak: Gerard moest binnen twee dagen de provincie verlaten en de kosten van het proces betalen. Het was inmiddels 1736. Opm.: Een ketelboeter of ketellapper repa reerde koperen ketels. Bron: Raze 1575, folio 60. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2004 | | pagina 31