boerderijen'. Laten wij hopen dat met het besef een einde komt aan het verdwijnen van deze markante gebouwen. Een Zeeuws landschap zonder oude boerderijen zou toch vreselijk zijn. Enkele onderzoekers zijn de schrijver al voorgegaan maar al te veel heeft dat voor Zeeland niet opgeleverd. Zijn onderzoek richt zich op het boerderijtype van het Z.W. kustgebied. Het Zeeuwse type is hier een onderdeel van. Hij omschrijft een boerderijtype als; 'een groep boerderijen, die in een bepaalde periode in een zekere aaneengesloten regio voorkomen en een aantal gemeenschappe lijke uiterlijke kenmerken hebben'. Het Zeeuwse type bestaat uit twee gebou wen; een stenen woonhuis en een meestal houten schuur voor het optassen van graan en het stallen van het vee. De scheiding tussen woning, tasruimte en stallen vindt men in een gebied dat zich uitstrekte van Frans-Vlaanderen tot op de Zuid-Hollandse eilanden. Hier vindt men het zogenaamde Z.W. kustgebiedtype. Dit type is vermoede lijk ontstaan in de 16e/17e eeuw na een periode van natuurrampen en oorlogen. De eerste breuk stamt uit de 3e/4e eeuw. Het Z.W. kustgebied is dan grotendeels ontvolkt en overstroomd. Deze periode ein digt ergens in de 10e eeuw. In de Vlaamse kuststreek treft men dan de omwalde hoeve aan. Op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden het driebeukige woon- stalhuis. Op het einde van de Middeleeuwen groeien de Hollandse en Zeeuwse eilanden uit elkaar. Op de Zeeuwse eilanden gaat men baksteen gebruiken voor het woongedeelte. Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de boerderijbouw speelden de Vlaamse kloosters. Zij hadden in deze regio veel bezit tingen. Hun invloed strekte zich uit tot West Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden. De tweede breuk ontstaat in de 15e eeuw en duurt voort tot de 17e eeuw. Overstro mingen en oorlogen zijn de veroorzakers ervan. Toch begint al vrij snel een herdij- kingsoffensief (16e-17e eeuw). In deze periode ontstaat het nieuwe boerderijtype in Z.W. Nederland. Het initiatief ging nu van het Noorden uit. Het politieke, economische en culturele Bij zijn onderzoek laat de schrijver zich leiden door drie uitgangspunten: 1. de ontwikkeling van de landelijke bouwkunst wordt bepaald door de ontwikke ling van het landbouwbe drijf en door sociale en cul turele factoren 2. discontinuïteit speelt een grote rol in de geschiedenis van de boerderijbouw in Z.W. Nederland 3. de huidige staatsgrenzen zijn niet zinvol om het onderzoeksgebied af te bakenen. Het onderzoek strekt zich uit over een periode van 2000 jaar. In deze periode consta teert de schrijver drie breu ken in de continuïteit van de landelijke bouwkunst: Afb.l. Boerderij Kwistenburg aan de Zwaakse Weel in 1948. Het woonhuis en het grootste deel van de schuur dateren uit de eerste helft van de 17e eeuw. De woning heeft de ingang in de lange gevel met daarachter een dwarsgang en is het oudste nog bestaande huis van dit type op Zuid-Beveland. (afb. uitgave boek). 31

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2004 | | pagina 33