wordt de school als zodanig gebruikt maar:
in het schoollokaal het veel te wen-
schen overlaat, dat het voorkomt dat de
lijkdienaar de tafel van onder de stoelen en
lessenaar moet halen.' Dit probleem wordt
opgelost door tafel en banken in het ver
volg in de meestoof Holland op te bergen.
In de stoof, die vlak achter de kerk staat, is
nu het kantoor van De Wilhelminapolder.
Intussen is ook besloten de tafel niet meer
uit te lenen voor feestelijkheden. Dat wordt
op den duur kennelijk toch als ongepast
ervaren.
Eind 1926 of begin 1927 vraagt Molhoek of
het bestuur zijn taken uit wil breiden met
de functie van grafdelver. Het bestuur lijkt
daar in eerste instantie niet veel moeite
mee te hebben, maar de leden krijgen de
mogelijkheid om schriftelijk bezwaren in te
dienen. Er komt een bezwaarschrift van,
wie anders, H. van Belois die het voorstel
niet kan begrijpen: 'Aangezien er altoos op
de vergaderingen is gewerkt om de laatste
eer aan de overledenen zoo netjes mogelijk
te doen geschieden en nu zelf de lijkdie
naar niet meer terug naar het sterfhuis
[kan gaan].' Het verzoek wordt afgewezen.
Molhoek zou ook graag zien dat
vastgelegd wordt vanaf welke leef
tijd van de overledene hij de wete
moet doen. Daarbij gaat hij huis
aan huis vertellen wie er overleden
is. Men besluit dat: 'Bij een overlij
den van een kind beneden het jaar
de wete door de lijkdienaar niet
moet worden gedaan.'
In financieel opzicht staat de ver
eniging er intussen erg goed voor.
Het saldo van het spaarbankboekje
ligt rond de zevenhonderd gulden.
Omdat de meeste jaren met een
positief resultaat worden afgeslo
ten blijft het saldo groeien. Het
bestuur is van mening dat het
geen zin heeft om het nog verder
op te laten lopen. Daarom besluit
men om aan De Wilhelminapolder
te vragen de jaarlijkse bijdrage van f. 20,-
stop te zetten. Tevens wordt het loon van
de dragers verhoogd van f. 0,50 naar f. 0,75
en worden de kosten van het sterfhuis
voortaan ook uit de kas betaald. Wel wordt
er bepaald dat er nooit minder dan f. 200 in
kas mag zijn.
Over de jaren daarna valt weinig te mel
den: in 1933 wordt een begrafenistoestel
aangeschaft, in 1937 een tweede tafel voor
gebruik in het sterfhuis en de kas is zo
goed gevuld dat de leden voor het jaar 1938
geen contributie hoeven te betalen.
Na de oorlog beginnen de kosten duidelijk
te stijgen en wordt het weer belangrijk om
de inkomsten te verhogen. Nadat de belo
ning voor de lijkdienaar in 1942 was vast
gesteld op f. 10,-, stijgt die in 1946 naar
f. 17,- en in 1949 naar f. 20,-. Voor de lijk
kist wordt ongeveer f. 30,- uitgekeerd. Het
zijn eenvoudige vurenhouten kisten die tot
beginjaren vijftig bij timmerman
Bourgraaf gemaakt worden. Ook het ver
voer van de overledenen wordt duurder.
J. C. Krijger uit Goes die daar nu voor
zorgt koopt in 1949 een nieuwe lijkauto en
zijn tarief gaat daardoor van f. 8,- naar
f. 15,-. De contributie gaat ook flink
omhoog naar f. 2,-. en over het lidmaat
schap wordt vastgelegd: 'Dat alleenstaande
vrouwen en weduwen verplicht zijn blij-
Wilhelminadorp, 17 december 1975»
Aan de leden van het begrafenisfonds te Wilhelminadorp.
Op de,op 22 oktober 1975» gehouden ledenvergadering van het
begrafenisfonds te Wilhelminadorp, is met algemene stemmen
besloten tot opheffing van deze vereniging omdat dit fonds,
opgericht voor onderlinge hulp bij begrafenissen te weinig kan
bijdragen aan de enorm gestegen kosten van de huidige begra
fenissen.
Na de afwikkeling van de opheffing van het fonds bleek de
vereniging nog f. 697,67 in kas te hebben.
Besloten werd om van diè bedrag nog k gelijke uitkeringen te
doen aan nabestaanden van de leden, die na 20 oktober 1975
overlijden.
Het waarnemend bestuur werd opgedragen voor deze uitkeringen
zorg te dragen.
B.J. van Oost, voorzitter
M. Dalebout sekretaris
M. Brandt penningmeester
p/a Westhavendijk 60.
Afb. 5. Besluit tot opheffing van het begrafenis
fonds (GA Goes).
vend hun contributie te betalen, en dat zij
die de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben
niet meer aangenomen worden als lid van
de Begrafenisvereniging.'
6