naamde kegelroller. Deze had vier rollen die taps toeliepen en van onderen met gas werden verwarmd. In deze rol stopte men het deeg en het deeg kwam aan de smalle zijde als een streng uit de roller. De streng deeg werd vervolgens machinaal afgesne den. Nadat de heer Geense zich van de knel lende banden van de firma Van Melle had ontdaan leverde hij zijn suikerwaren aan de bedrijven Duvekot, Kok en Potter in Goes. Hij bleef ook aan Van Melle leveren, maar op de flessen snoepgoed kwam een label met zijn eigen naam te staan. Ook leverde hij aan leveranciers in Tholen, Zierikzee en Zeeuws-Vlaanderen (Klooster- zande en Breskens), MCD (Doeleman in Zierikzee die het snoepgoed verkocht onder eigen etiket), men leverde zelfs tot in Amsterdam boterbabbelaars.10' Naast de heer Geense waren zijn vrouw, een pleeg dochter van de familie Geense, een knecht en de heer en mevrouw Van de Velde in het bedrijf werkzaam. Nadat men met de fabricage van bonbons, agar-agarblokjes, rumbonen en limonade siropen gestopt was, ging men over op de productie van vele soorten babbelaars: ule vellen (glas-, choco- en boter-), polkabrok- ken (grauw en wit), kaneelbrokken, drop- brokken, muntbrokken, boerenbabbelaars (donker), lichte kussentjes, suikerspekken, roomboterbabbelaars, zure babbelaars en hoestessence. Kaneelbrokken, dropbrokken, muntbrok ken en hoestessence fabriceerde men vooral in de wintertijd. De zure babbelaars werden in de suiker gerold. Het zout werd nooit meegekookt met de suikermassa omdat anders de babbelaars vochtig wer den. De babbelaars werden ook niet zo maar in blikjes gefrommeld. Iedere babbe laar werd in een papiertje verpakt en vervolgens in een trommel gedaan, zodat de babbelaars niet zouden gaan kleven. Uit de correspondentie met A. Mulder blijkt dat de babbelaars werden 'gegreind' om ze droger te maken en zo het plakken tegen te gaan. Men bracht een suikerlaagje aan op de babbelaars:men neemt maar een groote emaille bak of een biscuitblik. Doe dat ruim halfvol met witte suiker. De ballen heeft men dan daar liggen op een plaat ofwel op de steen. Men maakt dan de handen goed nat in schoon koud water, en roert dan maar door de babbelaars tot ze u aan de handen beginnen te kleven en gooi ze dan in de klaar gezette suiker. Een moet ze dan omroeren met lepel of spatel, en als ze er dan allemaal in en goed om geroerd zijn dan laat ze maar een half uur in de suiker staan doch tusschen tijd 2 a 3 maal om roeren en daarna kan u de ballen er weer uit halen en om de grove suiker er af te krijgen dan moet u ze even heen en weer rol len in eenen Kwatta doos of zoiets Chocoladebabbelaars werden met behulp van cacaobroden gemaakt. Cacaobroden waren brokken cacao van zo'n vijf kilo zwaar. Deze broden werden geleverd door Van Houten uit Weesp. De cacao was bitter en vet. Mevrouw Van de Velde: 'Ik lustte graag een stukje chocolade, maar van deze chocolade bleef ik wel af, die was niet te eten'. De heer Van de Velde: 'Om te kijken of het suikerdeeg op de goede temperatuur was, had ik van vader nog iets anders geleerd. Hij noemde dat op de proef. Je maakte je vingers nat, haalde deze snel door het kokende deeg in de pan en proefde vervol gens van het deeg. Als het in de mond kraakte was het deeg goed. Maar op een keer was vader ziek en ik had niet goed geluisterd. Toen heb ik mijn vingers heel erg verbrand'. Het deeg voor babbeluten (=soort toffee met een suikerlaagje) werd door een wals gehaald en in stukken gesneden. Vervol gens werden de babbeluten door een zoge naamde drageeketel gehaald. Dit was een ronde ronddraaiende ketel die verwarmd werd met een gasleiding. In deze ketel werd met een lepel suikersiroop gegoten; door dit procédé kwam er een stoflaag over de babbelaars. Vervolgens werden de bab beluten door de poedersuiker gehaald. Ze werden in plastic zakjes gedaan en vervol gens in koekblikken. De blikken werden besteld bij de Verenigde blikfabrieken in Dordrecht. De blikken werden voorzien 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2004 | | pagina 10