dorpen aan de rijkspolitie. In 1981, tenslotte, fuseerden gemeente- en rijkspolitie tot één politiemacht.3' De functie van gemeenteveld wachter heeft dus meer dan anderhalve eeuw bestaan. De man was in deze periode belast met de ordehandha ving in de ruime zin van het woord. In de plaatselijke poli tieverordeningen die in de negentiende eeuw werden opgesteld, kunnen we lezen hoe groot het werkterrein van de veldwachter was. In het uit meer dan veertig arti kelen bestaande politieregle- ment van de gemeente Wis- senkerke uit 1835 staat precies vermeld waarop de veldwachter allemaal moest letten. Zonder toestemming van het gemeentebestuur mochten er geen huizen worden gebouwd of verbouwd. Alle huizen moesten zijn voorzien van goten. Als een huis zodanig bouwvallig was dat het een gevaar voor de veiligheid opleverde, kon de bewoner worden gedwongen het af te breken. De dorpelingen waren verplicht de straat voor hun huis te vegen en schoon te houden. Het vuilnis moest in de daartoe bestemde asbak worden gede poneerd. Bij sneeuw en ijzel waren de ingezetenen verplicht op de straten en stoepen zand of as te strooien. Wanneer er als gevolg van grote droogte gebrek aan water was, was het verboden de straten, stoepen of huizen te schuren of de ramen te wassen. Om brandgevaar te voorkomen was het een iegelijk verboden om op de straten, achterwegen en erven loopende, met eene brandende pijp rond te gaan, zonder dat dezelve behoorlijk is voorzien van een dopje. Geluidsoverlast was uit den boze, zeker op zondag. Tijdens de kerkdienst, zo Afb. 1. Veldwachter D. van de Vreugde, Kamperland 1885-1950. (Collectie GA Noord-Beveland.) lezen we in artikel 24, was het verboden op het Dorp of rond de Kerk gerucht te maken. Trouwens: Alle geruchtmakende en den ingezetenen hinderlijke of overlast aanbrengende bijeenkomsten waren in het dorp ten eenenmale verboden. Zonder nadrukkelijke toestemming van het gemeentebestuur was het niet geoor loofd op den publieken weg te staan met tafels, tonnen, planken of anderszins, om te laten spelen, alsmede het daarbij open baar zingen van liederen, het slaan op trommen, het spelen op violen en andere geluid makende dingen. Met name de plaatselijke herbergiers en tappers stonden onder toezicht van de gemeente. Na negen uur 's avonds moch ten ze niet meer schenken en moesten ze 23

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2004 | | pagina 25