hun zaak sluiten. Op zon- en feestdagen was het de herbergiers verboden in hunne herbergen de viool te laten gaan. Verder gold er een algeheel verbod op kaarten en dobbelen in de kroeg. Tot zover de belangrijkste bepalingen uit het politiereglement. Artikel 42 bepaalde nadrukkelijk dat de veldwachter voor de stipte naleving ervan verantwoordelijk was en bevoegd was om van alle overtre dingen proces-verbaal op te maken.4' Alsof dit alles nog niet genoeg was, bepaalde het uit 1829 daterende regle ment voor de veldwachters in Zeeland dat hun hulp kon worden ingeroepen bij het opsporen van misdadigers, ontsnapte gevangenen en deserteurs. Zij moesten er bovendien op toezien dat de orde tij dens de jaarlijkse kermis niet werd ver stoord. Ook moesten ze nauwkeurig let ten op de handel en wandel van vreemdelingen in het dorp. De veldwach ters moesten van dit alles dagelijks ver slag doen aan de burgemeester. Hiertoe moest een zakboekje worden bijgehouden waarin van dag voor dag van de gedane ronden en van de geconstateerde misda den of ontdekte wanbedrijven werd gerapporteerd. De meeste van deze boekjes zijn verloren gegaan of geven slechts uiterst summiere informatie over het dagelijks werk van de veldwachter. Slechts voor Wolphaartsdijk beschikken we over een meer uitgebreid verslag waarin de dienstdoende veldwachter ons uitvoerig informeert over zijn dagelijkse bezighe den. Zo lezen we dat hij op een avond in november 1857 op de straat voor mijne woning leven hoorde maken, daarop onmiddellijk naar buiten ben gegaan en ontdekte vier manspersonen die uit de herberg van Johannes Minnaar waren gekomen, en die tegen elkander zeiden, kom wij zullen naar Huibregt Rooze, her bergier op den dorpe Oud Sabbinge gaan, daar kunnen wij den geheelen nacht spe len, waarop zij dan ook dadelijk naar toe zijn gegaan met veel geschreeuw op de openbare straat tot ergernis van de Inge zetenen, waarop ik hen ben achterna gegaan, en de vier personen om elf uren in de herberg bij gemelde Huibrecht (sic) Rooze vond. De veldwachter verbali seerde de herbergier en de vier lieden, die twee artikelen uit het plaatselijk politiereglement aan hun laars hadden gelapt. Ze hielden zich niet aan de slui tingstijd van de kroegen en maakten zich schuldig aan straatrumoer.6' We vermoeden dat met dit soort gevallen ook de Noord-Bevelandse veldwachters geregeld werden geconfronteerd. Tegenover de vele plichten van het veld wachterambt stonden slechts weinig faci liteiten. Het reglement bepaalde dat de jaarwedde niet lager mocht zijn dan 150,- en niet hoger dan 300,-. Aan een veldwachter die tenminste een kwart eeuw actief was geweest en die vanwege ouderdom of invaliditeit arbeidsonge schikt werd, werd een pensioen toege kend dat maximaal de helft en minimaal een kwart van het salaris bedroeg. Naast het loon moest de gemeente ook de kle ding en bewapening van de veldwachter betalen. Zijn kleding bestond uit een rok, een buis, een lange broek, een paar slob kousen en een jas, alle van grijs laken. Hij was bewapend met een sabel en een karabijn met bajonet. Aan zijn opleiding werden geen hoge eisen gesteld. Hij moest in militaire dienst zijn geweest. Verder moest hij kunnen lezen en schrij ven en van erkend, goed, zedelijk gedrag zijn. Om zijn schamele verdiensten aan te vullen was het de veldwachter toege staan een aantal nevenfuncties te ver vullen zoals dat van kleermaker of schoenmaker. Een aantal beroepen ech ter, zoals dat van bakker, slager, mole naar, boer of herbergier, werd onverenig baar met de functie geacht.6' Voor de Noord-Bevelandse dorpsveld wachters was het niet alleen het zware takenpakket dat een effectief functione ren in de weg stond. Ook de uitgestrekt heid van de gemeente maakte het voor de veldwachter praktisch onmogelijk zijn gezag overal te laten gelden. De gemeente Wissenkerke die behalve uit het gelijknamige dorp uit Kamperland 24

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2004 | | pagina 26