Bierbrouwerijen
Goes telt thans vier brouwerijen: 'de Cla-
ver' aan de Beestenmarkt, 'de Gans' aan de
Wijngaardstraat, 'de Weerelt' aan de Wijn
gaardstraat en 'de Fortuyn'. Ook hier is
sprake van concurrentie en broodnijd. Het
gilde van de kramers beklaagt zich over
Cornelis Leinzoon Dijkwel: 'hij komt, tot
nadeel van de brouwers en bierstekers, van
buiten de stad ingebrachte bieren in te
slaan en te kelderen'. Het Stadsbestuur
besluit Dijkwel 'scherpelijk te verbieden
enige vreemde bieren voor eigen rekening
met zijn schip mee te brengen of door ande
ren te ontbieden en op de hoop te kelderen,
op straffe dat dergelijke bieren ten profyte
van het arm- en weeshuis zullen worden
gehouden voor verbeurd'.
Later in het jaar komt de brouwers ter ore
dat baatzoekende mensen zich hebben
onderwonden het Stadsbestuur te verzoe
ken binnen de stad een bierstal van uit
heemse of Rotterdamse bieren op te rich
ten. 'En naardien het oprichten van een
tweede bierstal hen zekerlijk, de een min de
ander meer, schadelijk zou zijn', verzoeken
ze het oprichten van nog een tweede bier
stal te verhoeden. Ze zijn van mening dat
zij zowel burgers als plattelanders van
genoegzame bieren kunnen verzorgen,
'moetende ook zij tot het drijven van hun
neering oostelijke en lastige panden onder
houden en alle lasten dragen'.
Sedert 1702 is er ook een azijnmakerij in
werking. De voormalige stadsdoctor Pieter
Verijzer exploiteert deze (vermoedelijk in
het gebouw van zijn bierbrouwerij
'de Fortuyn').
Graanhandel
Ook is er een bloeiende graanhandel. Veel
van het uit de Zuidbevelandse landouwen
afkomstige graan wordt via vermogende
Goese graanhandelaren naar Hollandse
steden zoals Rotterdam, Dordrecht en Delft
vervoerd. Onlangs heeft het Stadsbestuur
de koopluiden Jasper Bruijns, Arent
Ruych, Marynis Josias Smytegelt in
compagnie, J. Lalleman Pieter Amper
Jan Hauweel in compagnie, Mattheus Ver
ijzer en Johannes Landschot hun verzoek
ingewilligd 'dat zij de schepen die met gra
nen in de stad ofte lande niet geheel, maar
op iedere plaats voor een gedeelte bevracht
worden, souden vermogen deselve eerst te
landewaart stuksgewijze te laden ende res
terende vragt naderhand in de stad in te
nemen, contrarie de voorgaande praktyke,
volgens dewelke voorafin de stad voor een
gedeelte wierde geladen, de volle ladinge
namaals te landewaart geschiedende'.
Molenarij
Goes telt omstreeks deze tijd tal van
molens. Op het Ravelijn de Grenadier staat
de gort- en gepelde gerstmolen van Pieter
Amper, op het Ravelijn de Groene Jager de
oliemolen van Marynis Smytegelt, op de
Westwal de kattemolen, op het Ravelijn bij
de Oostpoort de schorsmolen van
Lambrecht Coopman, op de Molendijk de
korenmolen 'de Vijf Gebroeders', aan de
Kleine Kade de waterkorenmolen en sinds
1701 op de dijk aan de Hoofdpoort aan de
achterhaven de houtzaagmolen 'de Een
dracht' van Huybert Harinck.
In december vorig jaar is door een storm de
wind oliemolen van Smytegelt op het rave
lijn achter de Latijnse school omgeslagen.
Smytegelt is 'geenszins genegen de molen te
herbouwen of inplaats daarvan een andere
molen van wat soort het zijwederom op
nieuws op te richten'. Gelet op wat Smyte
gelt aan 'melioratiën' (verbeteringen) aan
't ravelijn heeft gedaan mag hij in het bezit
daarvan blijven. Het Stadsbestuur behoudt
wel het recht voor aan iemand anders het
ravelijn te verpachten die hierop een molen
wil vestigen.
Meenering
Ook de meenering (de bereiding van verf
stof uit de meekrapplant) is volop in
bedrijf. Deze wordt thans uitgeoefend in
vijf meestoven: 'de Zon' aan de Oosthaven-
dijk, 'de Mane' bewesten de Hoofdpoort aan
de Westhavendijk, 'de Hope' bij het west
courtin ten westen van de stadshavendijk,
'de Fortuijn' en 'de Liefde' ten noorden van
de meestoof de Hoop. De familie Smytegelt
(Marynis de oude en z'n zoons Josyas en
Marynis) exploiteren de meestoven 'de
Hoop', 'de Liefde' en 'de Fortune'. In 1699
verklaarden de Smytegelts dat 'er bijna
15