andere woonruimte kreeg Isaac niet. Het
gevolg was dat de man, onmeedogenloos
van schuilplaats ontbloot, niets anders
overbleef dan met Huisgezin en Inboedel
onder den blooten hemel te verblijven.
Van de bestuurders in 's-Heer Hendriks
kinderen kreeg hij de raad naar Kortgene
te vertrekken. Daar zouden ze hem immers
uit hoofde van oude betrekking niet kunnen
weigeren. In Kortgene dachten ze daar
uiteraard anders over. De verschijning van
zulk een aantal menschen in zo zwaar
armoedige toestandontbloot zelfs van de
middelen om eenen enkelen dag het leeven
te kunnen onderhouden, en al van den eer
sten oogenblik van derzelver aankomst op
onzen bodem zig zeiven dadelijk, zo wel tot
huisvesting als ter voldoening van alle oer
wilde het gezin echter niet helpen. De
enige mogelijkheid die Kortgene zag, was
het gezin terugsturen naar 's-Heer Hend
rikskinderen. Dit gebeurde, maar, zoals we
hierboven zagen, stond het gezin reeds na
een dag weer op de stoep van het Kort-
geense armbestuur, ditmaal met een ver
klaring van goed gedrag en een schrifte
lijke kennisgeving van de schout van
's-Heer Hendrikskinderen dat Isaak Hoger
heijde uit vrije wil uit dat dorp was ver
trokken. Van dit laatste geloofde Kortgene
echter niets. De man was ongetwijfeld door
de schout onder druk gezet om zoiets aan
het gemeentebestuur van Kortgene mee te
delen. De zogenaamde vrijwillige verhuij-
zing moest volgens Kortgene worden gezien
als eene konstgreep van het Bestuur van
CotijPipi&at. de Ker<
Afb. 1. Armenhuisjes te
Colijnsplaat in 1900. (Collectie
GA Noord-Beveland.)
dere behoeften des leevens, bij het armbe
stuur voorstellende, had volgens de
bestuurders van Kortgene zo iets vreemds,
dat ze kwade opzet vermoedden. Gespro
ken werd van opzettelijke uitdrijving uit de
gemeente van 's-Heer Hendrikskinderen om
den zwaaren last van den onderhoud van
dat huisgezin op deeze gemeente te doen
neederkomen.
Hogerheijde had werkelijk niets: geen geld,
geen huis, zelfs geen akte van indemniteit.
Het Kortgeense armbestuur dat naar eigen
zeggen toch al krap bij kas zat, kon en
's H.H.Kinderen, om zig het huisgezin van
den bewusten Hogerheijde van den hals te
schuijven en daarmeede het armenfonds
deezer Gemeente te belasten.
Hogerheijde kreeg voor de zoveelste keer te
horen dat hij de gemeente moest verlaten
en wel zo spoedig mogelijk.2'
's-Heer Hendrikskinderen en Hogerheijde
vochten deze beslissing echter aan en gin
gen in beroep bij de provincie. Het gemeen
tebestuur van 's-Heer Hendrikskinderen
liet Gedeputeerde Staten weten nooit een
acte van indemniteit van Kortgene te heb-
22