van dr. C. Dekker, goed over
geïnformeerd.9' Het is begonnen met de
verwerking van inheemse zei uit de gedol
ven darink, de in het spraakgebruik
bekende moernering. Vóór het einde van de
zaakt door het stoken van hoofdzakelijk
turf als open vuur onder de zoutpannen.
Om die reden werden zoutketen niet in het
dicht bebouwde stadscentrum geduld.
De zoutindustrie is in Goes tot in de negen-
Afb. 6. Gezicht op de bebouwing aan
de J.A. van der Goeskade vanuit het
noorden. Het vierde (hoge) pand
vanaf rechts is naar alle waarschijn
lijkheid het gebouw waarin de
zoutziederij 'De Hoop' was gevestigd.
Prentbriefkaart, periode 1890-1900.
(Collectie GA Goes, 21-315.9.)
vijftiende eeuw was er al sprake van een
grootschalige overgang op de raffinage van
grof zeezout, afkomstig uit de baai van
Bourgneuf in Frankrijk. Dit 'baaizout'
(later gevolgd door zeezout uit Bretagne,
Portugal en tenslotte vooral uit Spanje)
werd aangevoerd naar Arnemuiden als
centrale overslagplaats en was goedkoper
dan zelzout, waarvan de winning arbeids
intensief was. Het uitgeput raken van veel
moeren en verboden op de moernering heb
ben de overgang mede in de hand gewerkt.
Gedurende de overgangsperiode werd het
afgewerkte zout onderscheiden in 'zout van
zei' en 'zout van zout'. De overschakeling
van de darink verwerkende industrie op de
raffinage van grof ('groot' of 'zwart') zee
zout tot fijn ('klein' of 'wit') zout ging vrij
gemakkelijk, want beide bereidingswijzen
maakten gebruik van ijzeren ondiepe pan
nen met een grote diameter.
In Goes waren de bedrijven (zoutketen)
gesitueerd langs de havengeul, zowel aan
de west- als de oostzijde. Dit was vanwege
het in het productieproces gebruikte zee
water en de aan- en afvoer van producten
de juiste locatie. Verder was er de perma
nente dreiging van brandgevaar, veroor-
tiende eeuw van belang gebleven. Er zijn
gedurende die lange periode honderden
ondernemers geweest die als zoutzieder
hun brood verdienden. In dit opzicht kun
nen we Otto Verhagen als een historische
figuur bestempelen. Hij was namelijk de
laatste zoutzieder in de stad.
Otto Verhagen kocht de zoutkeet De Hoop
met annex een grutterij en erf, gelegen aan
de westzijde van de haven, het gedeelte
tussen de twee waterpoorten, Wijk B, num
mer 151 en 152, kadastraal Sectie D, num
mer 1057 en 1058, met een oppervlakte
van 10,60 are. Voor de helft werd hij hier
eigenaar van op 28 december 1846 door
aankoop van Jan Carel Pilaar te Medem-
blik, voor de andere helft op 8 juni 1847
door aankoop van Cornelis Pilaar te Goes.
De koopsom bedroeg in totaal 4.800,-. De
koopman Jan Karei van Baaien leende
hem een bedrag van 5.000,-.101 Het is
waarschijnlijk dat de nieuwe eigenaar zich
volledig op de zoutziederij toelegde en dat
het gedeelte van de gebouwen waarin de
grutterij zich bevond, als pakhuisruimte
werd gebruikt.
Op 30 maart 1850 kocht hij tijdens een
openbare veiling uit de boedel van notaris
GOKS
TlISSCHEK TWEE POOKTKK
5