Leonard Lankhorst voor een bedrag van
930,- opnieuw een zoutkeet, met een dub
bel pakhuis. Deze zoutkeet stond aan de
oostzijde van de haven aan de weg naar de
meestoof De Zon, Wijk E, nummer 5 en 6,
kadastraal Sectie B, nummer 178.n'
Otto Verhagen was een zoutzieder die zijn
vak verstond. Aan de Goessche Courant
van 30 december 1850 ontlenen we hier
over interessante informatie. Op 16 juli
van dat jaar had hij in een sectievergade
ring van de Nederlandsche Maatschappij
ter bevordering der Nijverheid te Haarlem,
als afgevaardigde van de afdeling Goes,
een uit zijn 'trafijk' afkomstig monster zout
getoond dat hij ter vervanging van het veel
geprezen Engelse tafelzout onder de naam
Otto's zout in de handel wilde brengen. Op
voorstel van de voorzitter van de sectie
werd het monster in handen gesteld van
een tweetal deskundigen, om het in verge
lijking met het Engelse tafelzout aan een
kwalitatief scheikundig onderzoek te
onderwerpen.
De uitslag was boven verwachting:
'Behalve toch dat dit zout zich door eene
zeer witte kleur en voldoende fijnheid aan
beveelt, bezit het ook in een scheikundig
opzigt alle kenmerken van zuiverheid. Het
blijft droog ook in eene vochtige damp
kringslucht, is in ruim twee en een half deel
water volkomen oplosbaar; de oplossing is
helder, kleur en reukeloos neutraal, en
levert door inwerking van de gewone her
kenningsmiddelen geen spoor van kalk,
magnesia of eenige andere verontreiniging.
Het strekt ons ten genoege deze verkla
ring te kunnen mededeelen. Gedurende vele
jaren toch hebben onderscheidene zoutzie-
ders, met opoffering van tijd en geld
gepoogd, tot het doel te geraken, dat thans
door den heer Verhagen bereikt is. Wij
hopen dan ook, dat wanneer het Otto's zout
in den handel komt, hetzelve het vreemde
fabrijkaat geheel zal verdringen, en alzoo
de naam des uitvinders, den heer Otto
Verhagen, door het fabrijkaat aan de verge
telheid zal ontrukt worden.'
In een brief van 18 juni 1851, gericht aan
burgemeester en wethouders, maakte Otto
Verhagen bezwaar tegen het zonder aan
kondiging uit de haven laten lopen van het
water. Dit gebeurde in verband met werk
zaamheden aan een los- en laadplaats te
Wilhelminadorp. Het had te maken met de
bouw van een garancinefabriek. Zijn twee
zoutziederijen waren onverwacht stil
komen te liggen door gebrek aan zeewater.
Zijn schade bedroeg 20,- per werkdag.
Vier andere ondernemers protesteerden
eveneens bij de gemeente.12'
Plotseling kwam er een ernstige kink in de
kabel. In 1852 werd nieuwe wetgeving van
kracht CWet van den 26sten April 1852, tot
verbetering van den accijns op het zout',
Staatsblad nr. 93) met het gevolg dat de
zoutziederijen aan aangescherpte eisen
moesten voldoen. Al leek het er in eerste
instantie op dat het tijdelijk zou zijn, de
bedrijven van Verhagen gingen voorgoed
dicht. Aan de zoutziederij in Goes was
definitief een eind gekomen. Voordat de
opmars van Otto's zout op gang kon komen
en de markt kon gaan veroveren, was het
over en uit.
Voor de zoutkeet aan de oostzijde van de
haven was snel een oplossing voorhanden.
Op 27 juli 1852 vond - tegelijk met drie
woonhuizen van drie verschillende eigena
ren - de verkoop plaats. De eigendom
kwam in handen van de twee maanden
tevoren opgerichte Maatschappij van ver
beterde meekrapbereiding in Zeeland. Ter
plaatse zou kort daarna een garancinefa
briek gebouwd worden.13' De zoutkeet De
Hoop werd op 10 januari 1853 in openbare
veiling gebracht. Dit leverde geen aanne
melijk bod op, zodat Otto Verhagen, ook de
jaren daarna, eigenaar bleef.14' In de jaar
lijkse verslagen van de toestand der
gemeente Goes werd onder het hoofd
'Fabrieken' t/m 1865 elk jaar opnieuw mel
ding gemaakt van de buiten werking zijnde
zoutkeet De Hoop van O. Verhagen.15' De
panden zullen uitsluitend als opslagplaats
gebruikt zijn.
Meekrapverwerking, de crisissituatie
omstreeks 1845
Meekrap is een gewas dat in het zuidwes
telijk kleigebied eeuwenlang een belang
rijke rol heeft gespeeld. De in de meestoven
uit de meekrapwortels bereide rode kleur
stof, vooral gebruikt voor het verven van
6