aanving. Het gemeentebestuur was door het faliekant mislukken van de aanbeste ding voor de bouw van de HBS op 1 juli 1865 in een moeilijk parket gekomen en had hier nog wel enkele noten over te kra- BBKBNDIBA&ma. BUUGIEMEISTER en WETHOUDERS van GOES, van hel bureau van stemopneming aldaar ontvangen hebbende de Processen-Verbaal van inlevering der slembriefjes en ..h.él opmaken der gedane stemming ter benoeming van Drie Leden in den Gemeente- Raad Van Goes, gehouden den 19 en 20 dezer, uit welk laatste proces-verbaal is gebleken dat van de 172 geldige slembriefjes lol lid van, den Gemeente- Raud benoemd is, de Heer J. W. VAK KERKWIJK, met 115 steiruh., en dat eene herslemming moet plaats hebben tusschen de Heeren A SMALLKGANGE met84slemm. C. P SOUTENDAM 70 0. VERHAGEN 47 en J. FRANSEN van de PUTTE36 Brengen overeenkomstig art. 69 der kieswet van den 4 Julij 1S50 Staatsblad JVo. 37) ter kennis van een ieder die het aangaat, dat afsehtiflen van genoemde processen-verbaal, Ier gewone plaats in deze gemeente zijn aangeplakt en dal gelijke afschriften ter inzage voor een ieder, ter-Secretarie zijn nedergelegd, waar dezelve dagelijks (uitgenomen des Zondagsj van des voormiddags 10 tol des namiddags 2 ure. voor banden zuilen zijn Gedaan ten Raadhuize tan Goes, den 20.1nh> 1853. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. RLAAÜBEEN. De Secretaris H. C PILAAR 1 ii de op gisteren geopende stembus is hel vo 1 - gciide rijmbiiefjc gevonden: Welke gek toch zou het vlagen Door ta kiezen O. Verhagen Is een ik kies J. A. A. F. v. d. Putte bovenaan Doder Benterghem moet tweede staan Dan kies ik nog C- P. Soutendam, Om te staan-, als derde man. Als de stelregel van den inzender van dit pruidiohl dourging zouden er 47 gekken geweest zijn, en wij veronderstellen toch dat zij die den heer O. F'er- hagen stemden hem geschikt achten voor de eer volle en belangrijke taak als raadslid plaats te nemen. Wij willen geenszins de cundidatuur van iemand aan bevelen vooral waar dit voor eene gemeenteverkie zing geldt, maar onzts inziens verdient de h«-ei F er hagen deze beleediging niet. en vinden wij dergelijke personaliteiten laag. Men mag in zienswijze van ZEd. verschillen bij ons is de heer F er hagen iemand die getoond heeft de< betrekkingen waartoe hij ver kozen was met eer te hebben vervuld, en vinden wij iemand, die zoo. vele handen arbeid verschaft, en bij voorkeur daartoe uit deze gemeente bezigt, boven der gelijke laffe aardigheden verheven. Afb. 6. Bekendmaking van de uitslag van de verkiezing van leden van de gemeente raad, met daarop aansluitend een gedichtje over de persoon Otto Verhagen. (Goessche Courant 21 juli 1853.) ken. In feite was op dat moment goed dui delijk geworden dat het beleid van de gemeente zoals het nu een aantal jaren was gevoerd, de toets der kritiek niet kon doorstaan.16' In de raadsvergadering van 28 oktober 1865 hekelde Otto Verhagen op een niet mis te verstane wijze de gang van zaken. Hij ging terug naar 1 januari 1854, toen de functie van stadsbouwmeester was wegbezuinigd en de talentvolle architect L.Ph. de Lannée de Betrancourt terzijde was geschoven. Sindsdien was het niet goed gegaan. Het vanaf die tijd op ad-hoc basis raadplegen van ingenieurs van Waterstaat en het inzetten van de gemeen teopzichter op een terrein dat zijn kennis te boven ging, kostte alleen maar extra geld. Verkeerde zuinigheid dus. Otto Verhagen wist waar hij over sprak want hij kende de gang van zaken tot in detail, beter dan wie ook van de andere leden van de gemeenteraad. En als hij ervan overtuigd was dat hij gelijk had, gaf hij nooit op. Er moest een nieuwe - uiter aard voor zijn taak volledig berekende - stadsbouwmeester worden aangesteld. Het leidde niet direct tot overeenstemming. Vooral burgemeester Blaaubeen vond het allemaal maar niets. Een wetenschappelijk opgeleid deskundige zou van een te hoog niveau zijn 'om zich te belasten met die geringe diensten, welke van hem moeten gevorderd worden.' De voorkeur van de burgemeester ging uit naar een werkwijze waarbij het college van B en W werd gemachtigd om voor belangrijke werken de hulp in te roepen van een deskundige tegen de gewone procentuele beloning. In feite een bestendiging van de werkwijze van de laatste jaren. Otto Verhagen gaf zich niet gewonnen. Hij bleef argumenten aanvoeren om zijn stand punt kracht bij te zetten. Dit leidde er toe dat in de raadsvergadering van 11 juni 1866 een voorstel op tafel kwam voor de benoeming van een tekenleraar aan de HBS, tevens stadsbouwmeester. De inschatting van de aan beide taken te besteden uren was zodanig dat men deze combinatie verantwoord achtte. Otto Verhagen kon zich er wel in vinden, maar, zei hij'het is dringend noodig dat de 10

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 12