volgens de autoriteiten in Wolphaartsdijk in een staat van razernij of krankzinnig heid verkeertwerd het gemeentebestuur van 's Heer Arendskerke verzocht zo spoe dig mogelijk in actie te komen in het belang der openbare orde en ter voorkoming van ongelukken.3) Het gemeentebestuur van 's-Heer Arends kerke voelde echter geen verantwoordelijk heid voor de vrouw. Het was van mening dat de vrouw tot de Christelijk afgeschei den gemeente behoorde en liet de diakenen van dit kerkgenootschap weten dat, aange zien Martina als ledemaat uwer Gezind heid is ingeschreven de verpligting op UwEld berusten om in hare behoeften te voorzien.4' Het antwoord liet niet lang op zich wach ten. Enigszins verontwaardigd deelde de Christelijk afgescheiden gemeente mee dat Martina niet is afgescheiden, hoewel zij eenigen tijd bij ons ter kerke gegaan heeft en ook wel eens het Avondmaal heeft gebruikt. Dit laatste gold echter voor zo veel mensen. Waar het volgens de Christe lijk afgescheidenen om ging, was dat Martina Kaboord niet in het lidmatenboek van de afgescheiden gemeente was inge schreven, zodat het vanzelf spreekt, dat wij niet verpligt zijn om aan UwelE verzoek te voldoen.5) Als ze niet tot de afgescheiden gemeente behoorde, moest ze lidmaat van de her vormde kerk zijn. Dus vroeg het gemeente bestuur aan de plaatselijke hervormde dia conie of Martina lidmaat van de hervormde gemeente was. Was dit niet het geval, dan wilde het gemeentebestuur een schriftelijk bewijs zien dat de vrouw zich van de her vormde kerk had afgescheiden.6' De hervormde kerk reageerde enigszins gepikeerd en liet de gemeentebestuurders van 's-Heer Arendskerke weten, dat ze om iets vroegen dat wij niet kunnen geven, en niet behoeven te geven. Degenen die zich hadden afgescheiden, zo liet de kerkenraad weten, hadden hiervan slechts zelden schriftelijk aangifte gedaan. De Christelijk afgescheiden gemeente liet de zaken op zijn beloop, niet uit nalatigheid of onwe tendheid, maar doelbewust, namelijk, om arm en ongelukkig geworden broeders en zusters te kunnen verloochenen! De her vormde kerk beschuldigde de afgescheiden gemeente dan ook van onedele, oneerlijke en onchristelijke bedoelingen. Het feit dat Martina het Avondmaal in de afgescheiden gemeente had gebruikt, was volgens de hervormde kerk voldoende bewijs dat zij zich van de moederkerk had afgescheiden. Mocht het gemeentebestuur de hervormde kerk niet geloven, dan mocht ze navraag doen bij Jacob Smit en Pieter Kole, die kon den getuigen dat ze samen met Martina Kaboord belijdenis bij de afgescheiden gemeente in Nieuwdorp hadden gedaan.7' Het gemeentebestuur was echter niet over tuigd en vroeg de hervormde diaconie een paar dagen later opnieuw om een schrifte lijk bewijs van Martina's afscheiding. De hervormde kerk bleef echter onvermurw baar: Die vrouw, zo schreef de kerkenraad, heeft zich afgescheiden van de Hervormde kerk en is overgegaan tot de Christelijk Afgescheidene Gemeente. Het bewijs ligt in hare toetreding en toelating tot de Avond maalsviering bij en door deze. Door die daad heeft zij haar Lidmaatschap bij ons verloren, en is zij overgegaan tot een ander Kerkgenootschap. Zij behoort dus, of door dat Kerkgenootschap, of door den Alge- meene onderstand verzorgd te worden fi' Ten einde raad besloot het gemeentebe stuur de zaak voor te leggen aan de dis trictscommissaris in Goes. Deze adviseerde het gemeentebestuur de mensen die tege lijk met Martina belijdenis hadden afge legd op te sporen en hun een verklaring te laten ondertekenen, waarin ze getuigden dat Martina belijdenis had afgelegd. Dit was niet al te moeilijk. Jacob Smit en Pieter Kole waren snel gevonden en beiden waren bereid een verklaring te onderteke nen, waarin ze beweerden dat Martina als lidmaat van de afgescheiden gemeente was aangenomen. Niet alleen, zo beweerden ze, was haar naam van de predikstoel afgeroe pen, ze had ook in de Kerk te Nieuwdorp het Avondmaal des Heeren gebruikt.9' Wie denkt dat hiermee de zaak beklonken was, komt bedrogen uit. De staatsraad gouverneur liet het gemeentebestuur weten voorlopig nog geen uitspraak te kun nen doen. Eerst moest de christelijk afge- 16

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 18