gebeuren - plotselinge ziekte of dood van de kostwinner, werkloosheid, een ingrijpend ongeluk - of het gezin moest de hand ophouden bij het armbestuur. Toen Martina weduwe werd, wist ze nog buiten de bedeling te blijven, zo lang ze tenminste nog thuiswonende kinderen had die voor haar konden zorgen. Toen vrijwel alle kin deren het ouderlijk huis hadden verlaten en zij kennelijk over te weinig geld beschikte om in eigen levensonderhoud te voorzien, verhuisde ze naar een ander dorp om daar als dienstmeid de kost te verdienen. Terug gekeerd in haar geboorteplaats werd ze getroffen door verstandsverbijstering, waardoor levenslange afhankelijkheid van de armenzorg onvermijdelijk werd. De vraag welk armbestuur de lasten van de kostbare verzorging moest dragen leidde tot een felle strijd tussen de gemeente en de verschillende kerkgenootschappen en dit brengt ons op een tweetal andere kenmer kende aspecten van de negentiende eeuw. Allereerst de gespannen verhouding tussen de kerk en de staat. Op twee belangrijke terreinen kruisten kerk en staat in Neder land de degens en op beide zou de kerk een afgetekende overwinning behalen. Triom feerde de kerk in de 'schoolstrijd', die we op deze plaats verder buiten beschouwing laten, ook in de strijd om de armenzorg zou de kerk met succes haar zelfstandigheid tegenover de overheid verdedigen. In het conflict over wie verantwoordelijk was voor de verzorging van Martina liet de her vormde kerk het gemeentebestuur van 's-Heer Arendskerke weten dat het niet het recht had de neus in kerkelijke zaken te steken. Afscheiding van de hervormde kerk was een kerkelijke aangelegenheid en de kerk voelde zich dan ook allerminst ver plicht de gemeente een bewijs van Martina's afscheiding te overhandigen. Wat verder in het oog springt, was de open lijke vijandschap tussen de hervormde kerk en de afgescheiden gemeente. Zeker in de eerste jaren na de Afscheiding van 1836 stond de relatie tussen beide kerkge nootschappen in het teken van wantrou wen en minachting. Conflicten werden, zoals uit het verhaal over Martina Kaboord blijkt, over de hoofden van de mensen uit gevochten. De hei-vormde kerk zag haar lidmaten met lede ogen vertrekken, tenzij ze een te zware belasting voor de armen- fondsen waren. In zo'n geval was de kerk ze liever kwijt dan rijk. Ook voor de afge scheiden gemeenten gold dat nieuwe leden welkom waren, zo lang ze maar niet ten laste van de armenkas kwamen. Deze ietwat vreemde opvatting over liefda digheid bleef overigens niet beperkt tot de kerken. Ook de burgerlijke gemeenten pro beerden, als het even kon, zo veel mogelijk armen op elkaar af te schuiven. In het geval van Martina had 's-Heer Arends kerke echter weinig keus. Omdat noch de hervormde, noch de afgescheiden gemeente Martina als lidmaat erkende, viel ze buiten de kerkelijke prijzen en moest het burger lijk armbestuur inspringen. Dit laatste brengt ons op een laatste ken merkend aspect van de negentiende eeuw, namelijk de vangnetfunctie die de open bare armenzorg tot ver in de twintigste eeuw zou vervullen. Iedereen die om welke reden dan ook tevergeefs aanklopte bij een kerk of een particuliere weldadigheidsin stelling, kwam automatisch bij het burger lijk armbestuur terecht. Noten: 1. Gegevens over geboorte, vertrek, gezinssamenstelling en overlijden in: GA Goes, Archief gemeente 's Heer Arendskerke, inv.nr.1653 (bevolkingsregister 1840) en Archief gemeente Wolphaartsdijk, inv.nrs 1497-1501 (bevolkingsregisters 1826-1860) en 1430 (akten van overlijden 1851-1860). 2. Voor armenwet-1818 zie: P.A.C. Douwes, Armenkerk: de Hervormde diaconie te Rotterdam in de negentiende eeuwRotterdam 1977, 62. 3. GA Goes, Archief gemeente 's-Heer Arendskerke, inv.nr 57, brief 7-6-1848. 4. Ibidem, brief 9-6-1848. 5. Ibidem, brief 12-6-1848. 6. Ibidem, brief 15-6-1848. 7. Ibidem, brief 18-6-1848. 8. Ibidem, brieven 22-6-1848 en 28-6-1848. 9. Ibidem, brieven 8-7-1848 en 29-7-1848. 10. Ibidem, brief 18-8-1848. 11. Ibidem, brieven 31-8-1848 en 9-9-1848. 12. Ibidem, brief 24-11-1848. 13. Ibidem, brief 12-12-1848. 14. Ibidem, brief 9-2-1849. 15. Ibidem, brieven 9-2-1849 en 19-2-1849. Wolphaarts dijk wilde dat 's-Heer Arendskerke de voorgeschoten bestedingskosten zo snel mogelijk vergoedde, vermits de arme fondsen alhier niet toelaten dat zulke belang rijke voorschotten lang ongerestitueerd blijven. 16. GA Goes, Archief gemeente 's-Heer Arendskerke, inv.nrs. 2983-2994, rekeningen BA 1848-1860. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 21