investeerden echter veel meer in de aan koop van enkele polders: de St. Pieterspol- der en de Egbert Petruspolder. Ze deden dat samen met acht anderen. In de eerste polder investeerden ze 6.000,- per per soon, in de tweede ieder 2.500,—151 De polders werden voor eigen rekening en risico geëxploiteerd. In tegenstelling tot de Landmaatschappij, die de aankopen vrij wel geheel met eigen geld financierde, werd voor deze polders gebruik gemaakt van een hypothecaire lening. In het geval van de St. Pieters voor ongeveer 55% van de waarde, voor de Egbert Petrus zelfs bijna 65%. Door de hefboomwerking kon in principe een hoger rendement op het eigen vermogen behaald worden. Zo bedroeg het directe rendement op het ingelegde geld voor de St. Pieterspolder over de jaren 1899/1902 gemiddeld 10%. Voor de Egbert Petruspolder was dat over 1900/1903 bijna 5%. Overigens kwam in het boekjaar 1902/1903 ook het grotere risico van deze manier van beleggen aan het licht. In dat jaar mislukte waarschijnlijk de zeer winstgevende bie tenteelt. Daarvoor in de plaats werden peulvruchten geteeld, maar die brachten veel minder op. Op het bedrijf in de Egbert Petruspolder, waar ook veel vee gehouden werd, viel de schade wel mee. Er was daar een positief rendement van ongeveer 3,75%. In de St. Pieterspolder was er ech ter sprake van een verlies van ruim 600,- per aandeel. Bij een beleggingsfonds als de Zeeuwsche Landmaatschappij is in zo een geval het risico kleiner, omdat het wordt gespreid over een aantal objecten. Daarnaast ligt bij de verpachting van grond door het fonds het eerste risico bij de pachter, die immers de pacht maar moet zien te betalen. Noten: 1. Bieleman, p. 215. 2. Bieleman, p. 214. 3. Priester, p. 360. 4. Bieleman, p. 266. 5. Bouman II, p. 302. 6. Bouman II, p. 306. 7. Sneller, p. 98-105. 8. Bieleman, p. 265. 9. ZABHK1582 10. Tenzij anders vermeldt alle citaten ZA BHK 1583 (incl. jaarverslagen) en jaarverslag vol. 2. 11. Op de foto van links naar rechts: Cor van Strien (met hond); Anne Francois Landrij (1856-1924) getr. met Jo Kakebeeke; Tine Polderdijk; Frans Cornelisse, jacht opziener van J.M. Kakebeeke; vrouw Polderdijk, de moeder van Tine en Maatje Polderdijk; Abraham Pol derdijk, de pachter van 'Buitenlust'; Dingenis de Wilde, koetsier van J.M. Kakebeeke; Maatje, de jong ste dochter van Polderdijk. (Met dank aan mr. W.W. Hopperus Buma.) 12 Priester, p. 188-191. 13. ZABKH 1589. 14. 1899-1989, negentig jaar statistiek in tijdreeksen, p. 146. 15. ZA BHK 1580-1581. Bronnen en literatuur: Zeeuws Archief, Archief Bankkantoor De Kanter Hordijk, (ZA BKH) toegang 138, nrs. 1580-1592. GA Goes, Archief Administratiekantoor Lenshoek inv. nr. 300, Ellewoutsdijk en 's-Heer Arendskerke. 1899-1989, negentig jaar statistiek in tijdreeksen. SDU uitgeverij/CBS-publikaties, 1989. J. Bieleman, Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500 - 1950. Wageningen, 1992. P.J. Bouman, Geschiedenis van den Zeeuwschen landbouw in de negentiende en twintigste eeuw en van de Zeeuwsche Landbouw-Maatschappij, 1843-1943. Wageningen, 1946. P.J. Bouman, in Z.W. Sneller, 1951. Jaarverslag Zeeuwsche Landmaatschappij te Goes, vol. 2 1896/1897. P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910. Wageningen, 1998. Z.W. Sneller, Geschiedenis van de Nederlandse landbouw 1795-1940. Tweede druk, Groningen, 1951 J.L. van Zanden, De economische ontwikkeling van de Nederlandse laridbouw in de negentiende eeuw 1800-1914. Wageningen, 1985. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 37