.'/.//r
-
jx!A~ Sc? dXSi-Vf,' SSSZ>.
xL-^x f'?,
J,tt{
f.,/:^f.c s„s-
r: s£^),-2* xvl.-
Ë-^^MBiiBMwfin^m'inSlF .-^BIMfeaSsBi
Afb. 3. Van baker Jacoba Gazille-van
Strien is een notitieboekje bewaard geble
ven, waarin ze haar kosten en loon
noteerde. Deze notitie heeft betrekking
op de geboorte van Otto Verhagen jr. op
18 oktober 1852. (Collectie GA Goes.)
Grote gebeurtenissen werpen hun
schaduwen vooruit
Al een reeks van jaren was er - over de
hoofden van de inwoners van Zuid-Beve
land heen - gesproken en geschreven over
ingrijpende veranderingen in de infrastruc
tuur van het gebied. Een 'ijzeren weg',
zoals een spoorlijn toen werd genoemd,
moest er komen. Dwars door Zuid-Beve
land en Walcheren, komend vanaf Hel
mond, via Goes en Middelburg naar Vlis-
singen. In 1846 werd aan de aannemer
Dirk Dronkers de benodigde concessie voor
de aanleg verleend. Daarbij inbegrepen
was de voor de aanleg noodzakelijke
afdamming van het Kreekrak en het Sloe.
Daar weer aan gekoppeld was er de nood
zaak van het graven van een kanaal door
Zuid-Beveland, in eerste instantie omdat in
1839 met buurland België afspraken over
een vrije doorvaart van Antwerpen naar
Rotterdam waren vastgelegd. Nu de con
cessie - die op 6 oktober 1849 door een
nieuwe vervangen zou worden - verleend
was, werd duidelijk dat er daadwerkelijk
iets zou gaan gebeuren.
Het bleef in Goes niet onopgemerkt. In de
Goessche Courant verscheen in de edities
van maandag 28 december 1846 en maan
dag 4 januari 1847 onder de kop 'Een
woord aan mijne Medeburgers, over den
Zeeuwsch-Limburgschen-Spoorweg, in ver
band tot deze Stad' een uitvoerig artikel.
De schrijver, wiens naam niet onder het
artikel stond, noemde zich 'een nering
doend burger'. Op grond van het vervolg
dat deze geschiedenis kreeg, kunnen we als
vaststaand aannemen dat het van de hand
van Otto Verhagen was. Het was een
opzienbarend plan dat hij naar voren
bracht. Het kanaal door Zuid-Beveland zou
niet tussen Hansweert en Wemeldinge
moeten komen, maar tussen de Biezelingse
Ham en het Oude Hoofd in Goes en daar
aansluiten op het kanaal naar het Goese
Sas. De afstand van de Biezelingse Ham
naar Goes was dezelfde als van Hansweert
naar Wemeldinge. bij dat alles dus
zoude er welligt alleen sprake behoeven te
zijn van bevaarbaarmaking onzer haven
voor schepen van alle kaliber, va naf het
Oude Hoofd tot aan het Goessche Sas.' Ver
der filosoferend schreef hij'Goes, met een
stationsgebouw voor den spoorweg, het ver-
eenigingspunt der binnenlandsche scheep
vaart, de stapelplaats van binnenlandschen
handel, met eene landouw zonder wederga,
zoude niet alleen blijven wat het is, maar
zoude voor een dubbeltal van Ingezetenen
ruime bedrijvigheid opleveren.' In de Goes
sche Courant van 1 februari 1847 lezen wij
een stuk van een (anoniem) waterbouw
kundige die zich achter het plan van Otto
Verhagen schaarde. Hij onderstreepte het
nut van een kanaal langs Goes door te wij
zen op het belang ervan voor de afwatering
van grote gebieden ten westen van Goes.
Verder bleef het stil.
Een nieuwe poging
Bij velen had in de loop van de jaren de
gedachte post gevat dat het werk aan de
kanaalaanleg steeds opnieuw vooruitge
schoven zou worden, maar in 1851 ging het
er anders uitzien. Het graven van het
kanaal was nu direct gekoppeld aan de
bedijking van schorgronden in het oostelijk
deel van de Oosterschelde. Van de voor de
uitvoering opgerichte 'Nederlandsche
Maatschappij tot Indijking der Op- en aan
wassen in de Oosterschelde' waren de sta
tuten getekend, het maatschappelijk kapi
taal voor de onderneming was voor het
overgrote deel bij elkaar gebracht, er was
4