Kerkelijke liefdadigheid: het 'geval' Martina Kaboord Albert L. Kort Op 31 december 1859 overleed Martina Kaboord. Niet op Zuid-Beveland, waar ze was geboren en getogen, maar in een gesticht voor 'krankzinnigen' te Delft, waar ze vanaf 1849 werd verpleegd. Martina's laatste levensjaren in Delft moeten een zaam zijn geweest. Haar echtgenoot was reeds in 1836 overleden en haar kinderen waren al lang voordat Martina naar Delft was overgebracht, de deur uit. De gezins banden leken niet al te hecht, op de begra fenis was in elk geval geen familielid te bekennen en aangifte van Martina's over lijden werd door twee 'bekenden' van Martina gedaan, zes weken na haar dood. De overlijdensakte werd opgemaakt in 's-Heer Arendskerke, de plaats waar Martina geruime tijd had gewoond. Martina Kaboord had in haar leven niet veel geluk gehad. Geboren in 1789 in Wolphaartsdijk, trad ze op twintigjarige leeftijd in het huwelijk met de veel oudere Frederik van de Bliek. Volgens het bevol kingsregister was hij in 1768 geboren, evenals zijn echtgenote in Wolphaartsdijk. Als landarbeider verdiende hij de kost. Ze hadden vier kinderen: Marinus (1810), Adriana (1812), Johanna (1815) en Dina (1826). In 1836, tien jaar na de geboorte van het jongste kind, overleed Frederik. Op dat moment was Dina nog het enige thuiswo nende kind. Martina en Dina waren in 1836 echter niet de enige bewoners van het huis. Op hetzelfde adres woonden Johan nes van de Kreeke met zijn vrouw en hun dochter Elisabeth van de Kreeke. De laat ste was een ongehuwde moeder wier doch tertje in 1836 nog in de wieg lag. Het is niet duidelijk of er een familierelatie bestond tussen de families Van de Kreeke en Van de Bliek-Kaboord. Hoogstwaar schijnlijk ging het om kostgangers die bij droegen aan de inkomsten van het arbei dersgezin. In 1838 besloot Martina, met achterlating van haar dochter, Wolphaartsdijk te verla ten en naar 's-Heer Arendskerke te verhui zen. Daar vond ze een baantje als huis houdster in het gezin van de 36-jarige Martinus Kole, een weduwnaar met vier jonge kinderen.1' Hoe lang Martina in 's Heer Arendskerke bleef, is niet bekend. Het moet in elk geval langer dan vier jaar zijn geweest, want toen ze jaren later om onderstand bij het armbestuur aanklopte, werd niet Wolphaartsdijk, haar geboorteplaats, maar 's-Heer Arendskerke, haar verblijfplaats, als onderstandsdomicilie aangemerkt. De Armenwet van 1818 ging ervan uit, dat de geboorteplaats in principe moest opdraaien voor de kosten van eventuele onderstand, tenzij de bedeelde vier jaar of langer elders had gewoond. In dat geval moest de woon plaats de rekening betalen.2' In 1848 was Martina in Wolphaartsdijk teruggekeerd. Ze was echter nog maar net bij haar dochter ingetrokken, of de eerste symptomen van verstandsverbijstering dienden zich bij haar aan. Omdat Martina OUD EN ARM. Afb. 1. Oud en arm, tekening van Albert Hahn. (Uit: De Notenkraker 8-6-1918.) 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 17