wilde beginnen. Zo deelde Jan Griep in
1911 het armbestuur mee in de toekomst
zijn brood te kunnen verdienen met
palinguisschen en dat hij daarom het
gesticht verliet. Het armbestuur zag dit
soort gevallen niet graag. Uiteraard kon
het een bewoner niet verbieden het tehuis
te verlaten, maar het bestuur vreesde niet
geheel ten onrechte dat de betreffende per
soon binnen de kortst mogelijke keren
weer op de stoep van het tehuis stond,
geheel berooid en smekend om onder
dak.18'
De bejaardentehuizen voorzagen in een
behoefte. Enkele uitzonderingen daargela
ten kenden ze gedurende de gehele periode
een volledige bezetting en moesten de arm
besturen van Wemeldinge en Yerseke bij
herhaling klanten van de hervormde diaco
nie op de wachtlijst plaatsen.19'
Of de tehuizen ook tot de gewenste discipli
nering van de bedeelden leidden, is echter
nog maar de vraag. Regelmatig horen we
van bewoners tussen wie het niet boterde
of die wegens voortdurend wangedrag bij
het armbestuur op het matje werden geroe
pen. Met name Vredelust was in de begin
periode allesbehalve een oase van rust. De
notulen van de bestuursvergaderingen in
Yerseke puilen uit van verhalen over
bejaarden die zich geregeld te buiten gin
gen aan drankmisbruik, zich bij herhaling
schuldig maakten aan onderlinge peste
rijen en meer dan eens conflicten uitvoch
ten met de dagelijkse leiding die, zeker in
de beginjaren, absoluut niet voor haar taak
berekend was.
Afb. 4. Bejaardentehuis 'Zorgvliet' te Wolp-
haartsdijk. (Collectie H. Lindenbergh.)
Van het begin af aan werd het armbestuur
van Yerseke overspoeld met klachten van
bewoners over het slechte eten en de grove
behandeling door de conciërge M. Kosten,
een gewezen stoombootkapitein. Ondanks
het feit dat het armbestuur de klachten in
eerste instantie had afgedaan als onge
grond, overtuigd als het was dat de verzor
ging in Vredelust uitstekend was, bleef de
klachtenstroom aanhouden en drong het
langzamerhand tot de armbestuurders
door dat de vele verwijten aan het adres
van de conciërge toch een kern van waar
heid moesten bevatten. In 1901 werd de
man door de armbestuurders dan ook ter
verantwoording geroepen en kreeg hij te
horen dat zijn optreden veel te ruw en
onhebbelijk was. Het zou de eerste beris
ping zijn in een lange reeks.20' Aanvanke
lijk leken de waarschuwingen echter wei
nig effect te hebben. Dit veranderde in
1905, toen duidelijk werd dat voor het eerst
het getal inwoners van Vredelust zeer sterk
afneemt. De armbestuurders gingen nu
openlijk twijfelen aan de capaciteiten van
de conciërge, die niet de rechte man op de
rechte plaats bleek te zijn. Kosten bleek
echter niet voor rede vatbaar, zelfs niet
toen het armbestuur hem probeerde duide
lijk te maken, dat hij als ex-kapitein toch
begrip moest opbrengen voor de bejaarden
in het tehuis - door het armbestuur de
schipbreukelingen der maatschappij
genoemd - en dat hij daarom niet het recht
had van de kamertjes gevangeniscellen te
maken.21'
Het mocht allemaal niet baten. De conflic
ten tussen de leiding en de bewoners gin
gen onverminderd door en haalden zelfs de
krant. Zo verscheen in oktober 1906 in de
socialistische krant De Baanbreker een
denigrerend artikel over Vredelust, waarin
de schrijver niet alleen de leiding van het
tehuis op de korrel nam, maar ook het nut
van gestichtverpleging sterk in twijfel trok:
Onlangs doolde alhier een oud moedertje
langs de straat, arm en weduwe, die teeke
nen gaf aan verstandsverbijstering te lij
den. Belangstellenden onderzochten de
zaak en bemerkten dat de arme oude tobber
geheel van streek was door den angst dien
zij gevoelde om te moeten gaan in "Het
8