Afb. 1. 'Nieuwe Grondtekening der Stad Goes', 'naaukeurig opgenomen en getekend in 1744'. Kornelis van der Weel, kopergravure uitgegeven door Is. Tirion in 1753. (Tegenwoordige Staat van Zeeland.) voorzien van wijnen en bieren. De tijd van de jaarmarkt is daarvan alleen uitgezon derd, wanneer het aan een ieder als naar gewoonte gepermitteerd zal zijn om zoda nige personen te logeren. Vermeldenswaard is dat Jan de Fouw, con ciërge van en herbergier in de schutterij van de voetboog, toestemming krijgt om, na verkregen consent van de schutters in die schutterij, 'strekkende achter de schutterska- mer naar de stadswal, te doen zetten een vol ledige kolvbaan, hetzij bedekt of onbedekt'. Het aantal herbergen en kroegen rijst wer kelijk de pan uit. Opmerkelijk is de beraad slaging in het stadsbestuur, 'dat verschei dene personen, zowel die wekelijks van de armen ondersteund worden als die in de respectieve godshuizen gealimenteerd wor den, veeltijds zich in de drank zodanig komen te buiten gaan, dat daar door nu en dan ongeregeldheden komen te ontstaan'. Bovendien wordt 'het geld, dat ze komen te winnen, zo op een onnutte wijze verkwist in plaats van dat die penningen tot ontlasting van de armen, waarvoor ook gezorgd moet worden, wordt gebruikt tot het kopen van enige klederen'. Besloten wordt alle herbergiers en kroeg houders te verbieden om voortaan aan per sonen die wekelijks van de armen onder steund of in godshuizen gealimenteerd worden, enig bier of sterke drank, hoege naamd ook, uit te schenken, veel min te verkopen. De extra ordinaire compagnie wordt opgedragen naarstig toe te zien dat deze intentie nauwkeurig wordt nagevolgd. De molenaars Omstreeks 1755 zijn er wel tien molens in de stad, voornamelijk op de stadswallen. Elk jaar is er wel wat bijzonders te melden over de molenarij. Zo deelt Nicolaas van der Hagen, de molenaar van de boekweit molen, het stadsbestuur dit jaar mee dat hij 'tot gaande houding van zijn affaire nodig heeft een as om de boekweit als anders op te drogen'. De as op z'n molen staande begint zeer gering te worden. Hij wil deze vernieuwen. Dit wordt toegestaan. Samen met z'n collega boekweitmaler betoogt hij dat zij en hun voorgangers vanaf onheugelijke tijden wat betreft de impost op de boekweit altijd twintig pon den Vlaams voor ieders molen hebben betaald. Maar sinds kort vordert de pach ter van de 'impost op het gemaal' van hun boekweit belasting per zak boekweit. 'En omdat ze buiten staat zijn hun meel en gort tegen het buitenlandse in goedkoopheid van prijs te debiteren en af te leveren en dus daardoor hun molens considerabel zouden declineren onaangezien deselve zeer extra ordinaire kostbare panden zijn, die niet dan tot hun ondergang en ruïne kunnen stilstaan, daar zij nu hun uiterste debvoi- ren aanwenden om hun molens behoorlijk 24

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 26