Afb. 1. 'Als men oud wordt', Jozef Israels (1824-1911). Armenhuizen Zeker niet alle hulpbehoevende ouderen werden in particuliere gezinnen onderge bracht. Sommigen konden voor een appel en een ei een kamertje huren in een van de vele armenhuisjes die de Zuid-Bevelandse armbesturen rijk waren. Ofschoon de huis jes in principe waren bestemd voor oudere mensen, vonden allerlei lieden van de zelf kant der maatschappij er een tijdelijk onderkomen, soms zelfs complete gezinnen. Groot waren de armenhuizen niet. Zo bestonden de vijfhuizen in Wemeldinge, die bekend stonden onder de naam Land zicht, ieder slechts uit één kamer van vijf meter lang en drie meter vijftig breed. Spanningen tussen de bewoners, zo blijkt uit de notulen van de armbesturen, waren eerder regel dan uitzondering. Zo kwam in 1891 een bewoonster van het Wemeldingse Landzicht bij het plaatselijk armbestuur klagen over den overlast, haar door de kin deren van hare buren aangedaan; zoo, ver telde de vrouw, worden af en toe ruiten stuk geslagen en gesmeten, de pannen van het dak in wanorde gebracht, de pas geschuurde stoep bevuild, de kinderen mis handeld en dergelijke meer. Het armbe stuur besloot de veldwachter erop af te stu ren in een poging de gemoederen tot bedaren te brengen.1' Ook in Yerseke stuitte het armbestuur meer dan eens op gevallen van pesterij, zoals in het geval van de familie Okkerse. Volgens verschillende getuigenissen zou dit gezin, waarvan de vader in de gevangenis zat, een medebewoner zo treiteren dat de man geen leven meer had. Zo zou het brood dat deze Scheele iedere dag van het armbe stuur ontving door de vrouw van Okkerse worden ontvreemd. Het was zelfs een paar keer voorgekomen dat een door Scheele bereide maaltijd door Okkerse onbruikbaar was gemaakt om het te nuttigen door er zand of aarde in te werpen. Scheele's broer wist het armbestuur te vertellen dat Scheele door de zoon van Okkerse zodanig was toegetakeld dat, indien het armbe stuur niet zou ingrijpen, er nog moorden uit voort zoude kunnen komen. Ofschoon het verhaal wellicht wat overdreven was, nam het armbestuur het zekere voor het onzekere en besloot het Scheele naar een onderkomen elders in het dorp over te brengen.2' Konden pesterijen tot spanningen leiden, gebrek aan hygiëne onder sommige oudere bewoners kon al evenzeer voor allerlei pro blemen zorgen. In 1896 hoorde het Wemel dingse armbestuur klachten over twee weduwen die in een armenhuis woonden en die vol ongedierte zaten. Er moest kokend water, soda en zelfs insectenpoeder aan te pas komen om de vrouwen, alle kleeren en huishoudelijke voorwerpen te behandelen, zo lezen we in de notulen van het armbe stuur.3' Ook uit Wolphaartsdijk, waar de her vormde diaconie rond 1870 over acht woningen beschikte, komen we bewoners tegen die volgens de diakenen ergerlijke twisten onder elkander uitvochten. De ker kenraad had reeds vijfjaar eerder met de gedachte gespeeld de gebouwtjes te verko- 3

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 5