pen gezien het verdriet dat vele armen in
dezelve wonende den kerkeraad aandoend
Niet alleen het gedrag van de bewoners
was voor de armbestuurders een voortdu
rende bron van ergernis, ook de erbarme
lijke kwaliteit van de armenhuizen
bezorgde menig armbestuurder de nodige
kopzorgen. De oude huizen waren vaak
slecht onderhouden, zodat die in geval van
renovatie veel geld zouden kosten. Kon
men in de negentiende eeuw nog met het
nodige kunst- en vliegwerk de allernoodza
kelijkste reparaties met een minimum aan
kosten uitvoeren, rond 1900, toen vele hui
zen praktisch op instorten stonden en de
armbesturen te maken kregen met gezond
heidscommissies die strenge eisen stelden
aan de kwaliteit van de woningen, was dit
niet langer mogelijk.
In 1907 werd het Wemeldingse armbestuur
met de neus op de feiten gedrukt, toen de
gezondheidscommissie de armenhuizen
Klein Stelle en Landzicht aan een kritische
inspectie onderwierp. Voor één huisje, dat
in gebruik was als tijdelijk onderkomen
voor lijders aan besmettelijke ziekten, had
de commissie geen goed woord over: het is
een vervuild hok, dat voor een gedeelte van
de aangrenzende woning A12 is gescheiden
door een niet dicht houten beschot. Een bed
en een paar dekens welke aanwezig waren
zijn onbruikbaar, twee oude stoelen vormen
het ameublement, in een woord deze barak
is niet bruikbaar.
De andere woningen van het armbestuur
maakten volgens de commissie een niet
minderen slechten indruk, ze zijn vochtig,
de vloeren zijn slecht vooral in A 8-9 en 11,
de drinkwatervoorziening is onvoldoende,
het dak en vooral de goten zijn in slechten
staat, de bewoners klagen over de aanwe
zigheid van veel ongedierte, de muren geven
blijk van door te wateren terwijl in de
woning gemerkt A 8 op den zolder, welke
van tijd tot tijd bewoond wordt door
C. Oudeman een ergerlijke vervuilde
toestand heerscht. Buiten het gebouw, dat
uit de genoemde vijf woningen en de barak
bestaat, is de toestand niet veel beter. Twee
privaten (te weinig voor de vijf daar
wonende gezinnen) loozen direkt in een
ondiepe sloot, wat aanleiding geeft tot
ondragelijken stank en ernstige bodemver
vuiling,5'
Ook in andere dorpen plaatste de regionale
gezondheidscommissie tal van kritische
kanttekeningen bij de kwaliteit van de
armenwoningen. In de meeste gevallen
hadden de aanmerkingen betrekking op de
geringe ruimte van de woningen, de voch
tigheid, de gebrekkige waterafvoer, het
tekort aan toiletten en de overbevolking.6'
Bej aardentehuizen
Het waren dit soort problemen waardoor
armbesturen en diaconieën aan het einde
van de negentiende eeuw het bezit van
armenhuizen steeds meer als een blok aan
het been gingen zien en er zo snel mogelijk
van af wilden. De meeste armbesturen
besloten tot verkoop of tot afbraak van hun
woningbezit. In Yerseke, Wemeldinge en
Wolphaartsdijk konden armlastige bejaar
den voortaan terecht in aparte verzorgings
tehuizen. In Wolphaartsdijk werd in 1907
Zorgvliet opgeleverd, een bejaardentehuis,
bevattende niet meer dan 8 kamerselk
bestemd voor maximaal twee personen, en
een gemeenschappelijke eet- en badka
mer.7'
Zeven jaar eerder was in Yerseke Vredelust
verwezenlijkt, een Oude Mannen- en Vrou
wenhuis, dat speciaal was bestemd voor
arme weduwen en weduwnaars. Met zijn
zeventien tweepersoonskamers, conciërge
kamer en vergaderruimte voor het burger
lijk armbestuur was het aanmerkelijk gro
ter dan Zorgvliet.
Het tehuis was de trots van het plaatse
lijke armbestuur. Tijdens de eerste verga
dering die het bestuur in het nieuwe onder
komen hield, werd de voorzitter bijna
lyrisch, toen hij sprak over het nieuwe
gebouw en de inspanningen die in het ver
leden waren verricht om een dergelijk
tehuis in Yerseke te realiseren: Op heden
den 31 Januari 1900 begon dat Armbestuur
eene vreemde, eene geheel nieuwe armver
zorging. De schoone resultaten die deze ver
zorging volgens aller berekening in de toe
komst zou opleveren de genotvolle rust die
den ouden van dagen; draagende de kentee-
kenen van het strijd om het bestaan, zou
geschonken worden bij dergelijke verzor-
4