ging, de voor dezen in de toekomst liggende aangename ouden dag, dat alles zou het lij den van voorheen, de ellendige manier van uitreiking van levensbehoeften, de slechte controle van toen, ver in de schaduw doen treden, en de lichtstralen verwekt door deze nieuwerwetsche manier van verzorging, zal op alles eene veelkleurige tint werpen. De lijdensweg van voorheen heeft heden haren eindpaal bereikt, en straks is de eerste schrede in eene gansch andere, gansche nieuwe richting gedaan.8) Dat de praktijk niet geheel in overeenstemming was met deze hooggespannen verwachtingen, zou het armbestuur al snel duidelijk worden. Wemeldinge zou pas in 1925 een eigen bejaardentehuis krijgen. Conflicten tussen burgerlijk armbestuur en hervormde diaco nie over de financiering en de signatuur stonden de verwezenlijking van Vredebest, zoals het tehuis werd gedoopt, bijna een kwart eeuw in de weg.9) In alle drie de dorpen kostte de totstandko ming van de tehuizen veel tijd, soms ook ergernis, maar vooral veel geld. Het bedrag dat de Wolphaartsdijkse diaconie in 1907 uittrok voor de bouw van Zorgvliet was meer dan het drievoudige van de totale jaarlijkse diaconale uitgaven. Ook de bedragen die de burgerlijke armbesturen van Wemeldinge en Yerseke investeerden in hun tehuizen overtroffen de jaarlijkse uitgaven aan armenzorg ruimschoots. Waarom waren de partijen bereid, ondanks tegenstand van vele plaatselijke bewoners die er weinig voor voelden in een gesticht te worden gestopt, zo veel geld, tijd en Afb. 2. Bejaardentehuis "Vredebestte Wemeldinge. (Collectie H. Lindenbergh.) energie te stoppen in de verwezenlijking van een plaatselijke armenzorgvoorziening die, welbeschouwd, niet meer was dan een druppel op een gloeiende plaat? Geen enkel verzorgingstehuis bood tenslotte plaats aan meer dan dertig tot hooguit veertig arme bejaarden, terwijl het totale aantal onder steunden in sommige jaren een veelvoud daarvan bedroeg. Volgens ons lieten de armbesturen zich door verschillende overwegingen leiden. Zoals we hierboven zagen, kleefden zowel aan de uitbesteding in particuliere gezin nen als aan de huisvesting in armenhuisjes grote bezwaren. Uitbesteding betekende in de praktijk veelal uitbuiting, niet alleen van wezen, maar ook van oudere bestede lingen. Huisvesting in een klein armenhuis was evenmin ideaal. De bewoners lagen immers vaak met elkaar overhoop en tot een effectief toezicht op hun doen en laten waren de armbesturen nauwelijks bij machte. Het onderbrengen van bejaarden in een apart tehuis leek een juiste stap in de rich ting die uiteindelijk moest leiden tot meer disciplinering van de armen. In tegenstelling tot de bewoners van de armenhuizen, die een relatief grote mate van vrijheid genoten, waren de bejaarden in een tehuis onderworpen aan allerlei regels die door het plaatselijk armbestuur in een huisorde waren vastgelegd. Zo waren de tijdstippen van opstaan, eten en naar bed gaan strikt geregeld. Verder waren de bewo ners verplicht alle bevelen van het echtpaar dat belast was met de dagelijkse leiding in het tehuis, de vader en moeder, nauwkeurig op te volgen en zich te allen tijde beleefd en gewillig jegens hen te betoonen. De meeste bejaarden waren tot werk verplicht, in het tehuis zelf of daarbuiten, in ieder geval 's morgens, in veel gevallen ook na den mid dag, als de vader of moeder zulks noodig oordeelt.10' Privacy was onbekend. Welis waar kenden de tehuizen geen grote zalen, maar slechts tweepersoonskamers, ruimte voor persoonlijke bezittingen boden deze nauwelijks en bovendien stond de kast waarin de bewoners hun spullen konden bewaren, aan regelmatige controle van de vader en moeder bloot. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 7