Een beter toezicht op één categorie behoef-
tigen, te weten de bejaarden, uitgeoefend
door een gesalarieerd en in het tehuis
wonend echtpaar, was voor burgerlijke en
kerkelijke armbesturen ongetwijfeld de
belangrijkste reden om tot stichting van
een verzorgingstehuis over te gaan.
Een andere overweging had te maken met
gevoelens van trots en prestige. De bejaar
dentehuizen waren tenslotte fraaie gebou
wen die zowel wat interieur als exterieur
betrof aan de modernste eisen voldeden,
kortom, duidelijk zichtbare vormen van
plaatselijke armenzorg waren waarmee de
armbesturen konden pronken. In het voor
gaande zagen we hoe trots de voorzitter
van het armbestuur van Yerseke was, toen
daar in 1900 Vredelust werd geopend. Ook
het Wemeldingse armbestuur kon een
kwart eeuw later zijn blijdschap niet op,
toen de poorten van Vredebest werden geo
pend.
De hervormde gemeenten hadden mis
schien nog een andere reden om zich in te
zetten voor een eigen tehuis. De hervormde
diaconie zou zich in de loop der tijd hoe
langer hoe meer richten op de zorg voor
weduwen en bejaarden. Vanaf circa 1900
beperkte de diaconale zorg zich vrijwel uit
sluitend tot deze groepen. Met de stichting
van een eigen bejaardentehuis zou de dia
conie zich duidelijker dan ooit kunnen pro
fileren als een instelling die zich in de toe
komst uitsluitend kon richten op de
verzorging van bejaarden. De zorg voor de
overige bedeelden zou grotendeels worden
overgelaten aan de burgerlijke armbestu
ren. Dit laatste bleek bijvoorbeeld in Wolp-
haartsdijk, de enige Zuid-Bevelandse
plaats waar de hervormde gemeente er in
geslaagd was een eigen tehuis van de
grond te krijgen. Toen de diaconie hier in
1918 gedwongen werd tot bezuinigingen op
de bedelingsuitgaven bleven de bejaarde
bewoners van het verzorgingstehuis buiten
schot. Men besloot tot een algehele intrek
king van de bedeling aan huiszittende
bedeelden, omdat, zo lezen we in de notu
len, "Zorgvliet" allereerst de volle aandacht
der diaconie moet blijven houden. Uit deze
woorden blijkt duidelijk dat voor de her
vormde gemeente die Zorgvliet als haar
troetelkind beschouwde, de zorg voor de
bejaarden prioriteit had en dat, indien de
situatie daartoe aanleiding gaf, andere vor
men van armenzorg daaraan opgeofferd
moesten worden.11'
De verzorgingstehuizen waren, zoals
gezegd, in eerste instantie bestemd voor
arme, bedeelde en niet-bedeelde, bejaarden
uit het eigen dorp. Ondanks het feit dat de
tehuizen in principe tevens openstonden
voor oudere, welgestelde ingezetenen was
het hoogst ongebruikelijk dat een bejaarde
uit de beter gesitueerde kringen zijn intrek
nam in een bejaardentehuis. Duidelijk
bleek dit in 1908, toen in Yerseke het arm
bestuur geconfronteerd werd met een ver
zoek tot ondersteuning van een weduwe die
door haar zoon het huis was uitgezet.
Nadat het armbestuur aanvankelijk had
verklaard slechts steun te kunnen verlenen
indien de vrouw in Vredelust werd
geplaatst, kwam het even later terug op
deze beslissing, omdat de voorzitter van
het armbestuur begreep dat de weduwe
niet veel voelde voor een kamer in het
tehuis: Zij toch behoorde eenmaal tot de
welvarende uit de burgerij en daarom kan
hij het best aannemen dat een gang naar
Vredelust haar uiterst moeilijk valt.1®
Een verzoek om toelating moest in Wemel-
dinge en Yerseke worden gericht aan het
armbestuur en in Wolphaartsdijk aan de
kerkenraad. Iedere aanvraag werd afzon
derlijk beoordeeld en pas na langdurig
beraad werd een beslissing genomen.
Onder de aanvragers bevonden zich vele
vrouwen, die pas weduwe waren geworden
en die in de meeste gevallen geen gezin of
familie hadden om op terug te vallen. Hier
naast waren er lieden die, nadat ze eerst
geruime tijd bij hun kinderen hadden inge
woond, na verloop van tijd het huis uit
waren gezet, wegens ruimtegebrek of
omdat ze hun kinderen te veel tot last wer
den. Ook waren er ouderen voor wie de kin
deren reeds in een vroegtijdig stadium met
het armbestuur hadden afgesproken, dat
ze te zijner tijd tegen betaling in het tehuis
zouden worden opgenomen. Zo verzocht in
1911 een zekere P. Florijn de diaconie in
Wolphaartsdijk om bij zijn overlijden zijn
6