vader in het tehuis op te nemen. Op voor
waarde dat hij 3.000,- betaalde en boven
dien de kleding en de medische verzorging
voor zijn rekening nam, stemde de diaconie
met het voorstel in.13'
Mensen die over een eigen huis, geld of
andere persoonlijke bezittingen beschikten,
moesten zich 'inkopen', dat wil zeggen:
afstand doen van al hun bezit in ruil voor
een levenslange verzorging in het tehuis.
Zo kreeg Jan van der Endt van het armbe
stuur te Yerseke in 1911 te horen dat, wil
den hij en zijn vrouw in aanmerking
komen voor een kamer in Vredelust, hij
eerst zijn huis diende te verkopen. Pas
nadat Van der Endt dit had gedaan en de
800,- die hij aan de verkoop had overge
houden aan het armbestuur had overhan
digd, kon hij samen met zijn vrouw zijn
intrek nemen in Vredelust,14'
In bovenstaande gevallen ging het om men
sen die nog enig bezit hadden en die niet op
de bedelingsrol van het armbestuur ston
den. Zij konden in zekere zin uit vrije wil
tot het bejaardentehuis toetreden. Anders
lag het met die bejaarden die al geruime
tijd door het armbestuur werden onder
steund, zelfstandig woonden en er weinig
of niets voor voelden om in een bejaarden
tehuis te worden geplaatst. Zij hadden
doorgaans weinig keus. Zo kregen in 1900
zes bedeelde weduwen van het armbestuur
in Yerseke te horen, dat ze konden kiezen
tussen 'intrek' in Vredelust of'intrekking'
van hun bedeling.
De gedwongen plaatsing van bejaarde
behoeftigen zou in de toekomst aanleiding
Afb. 3. Bejaardentehuis 'Vredelust' te
Yerseke. (Collectie H. Lindenbergh.)
geven tot de nodige protesten onder de
bejaarden en tot felle discussies binnen het
armbestuur. Tot een definitieve en voor
alle partijen bevredigende regeling is het
nooit gekomen, wel tot allerlei halfslach
tige compromissen, zoals blijkt uit de rege
ling die in 1906 in Yerseke tot stand kwam.
Het plaatselijk armbestuur besloot toen
dat ouden van dagen wier leeftijd en toe
stand zoodanig is dat zij voor Vredelust in
aanmerking komen, onder geen voorwend
sel bedeeling buiten het Huis van Armen
verzorging kregen. Aangezien het armbe
stuur echter een storm van
verontwaardiging onder de ouderen ver
wachtte en ook al omdat bestuurslid De
Schipper het besluit afdeed als een paarde-
middel werd een uitzondering gemaakt
voor ouderen die reeds geruime tijd buiten
Vredelust werden bedeeld. Zij werden tijde
lijk met iets minder bedeeld ten einde een
gesprek met hen uit te lokken over eventu
ele plaatsing in Vredelust.ls'
De meeste bewoners genoten gratis verzor
ging in de bejaardentehuizen. Degenen die
een ouderdomspensioen (in 1919 3,- per
week) genoten, moesten hiervan het groot
ste deel afstaan als bijdrage in de verzor-
gingskosten, die rond 1920 door het arm
bestuur van Yerseke werden berekend op
5,70 per week, maar die tien jaar later
reeds waren opgelopen tot bijna 9,-.16'
Wat overbleef van het pensioen, in de regel
niet meer dan 0,90 per week, mochten de
bejaarden als zakgeld houden. Dit bedrag
was volgens de armbestuurders van Yer
seke meer dan genoeg. In 1924 stelde de
voorzitter van het armbestuur zelfs voor
het zakgeld van 0,90 tot 0,60 terug te
brengen, omdat hij ervan overtuigd was
dat de bejaarden niet wisten wat ze met
zoveel zakgeld moesten. De centen zouden
volgens hem toch alleen maar worden uit
gegeven voor minderwaardige doelein
den.11''
Armbesturen gingen ervan uit dat de
ouderen tot aan hun dood in het bejaar
dentehuis bleven en in de regel gebeurde
dit ook. Slechts een enkele maal kwam het
voor dat een bewoner vroegtijdig vertrok,
óf omdat hij bij familieleden kon inwonen,
óf omdat hij een eigen zaak of handeltje