Amoureuze avonturen W.P. den Toom Jean Perrou liep in het jaar 1772 op de dijk bij 's-Heer Hendrikskinderen en ontmoette daar een jong meisje uit Goes. Hij vroeg haar de weg naar de stad Goes en infor meerde hoe ver dat nog was. Het was mid den in de zomer en zijn fantasie ging ken nelijk met hem op de loop. Terwijl zij hem de route nader uiteenzette greep hij haar plotseling bij de arm en gooide haar op de grond. Omdat hij meende iets te horen had hij haar daarna snel weer losgelaten. Het meisje was er subiet vandoor gegaan en zij had haar avontuur hier en daar verteld. Jean werd op een zeker moment in Goes opgepakt en opgesloten in het stadhuis. Voor de vierschaar werd de hele zaak nog eens uit de doeken gedaan. Voor de baljuw was het een uitgemaakte zaak. Jean had zich vergre pen aan het meisje en moest gestraft worden volgens het 'Placcaat' van 1654, waarin der gelijke zaken werden behandeld. Jean moest voor burgemeesters en schepe nen nog eens duidelijk vertellen wat zich op die zomerdag had afgespeeld. Dan blijkt dat hij al twee maal eerder in de stad was geweest langs een andere weg. Hij had slechts een aanleiding gezocht om het meisje te grijpen. Ter verdediging voerde hij aan dat hij niet de bedoeling had gehad het meisje te beroven van goud of zilver, maar om haar zoals hij het uitdrukte, te deboucherenA Toen hem nader werd gevraagd naar de betekenis van dat woord zei hij: 'als jongeling er wat plezier mee te maken'. Toen hij er later over had nagedacht had hij berouw over zijn gedrag gekregen en hij verzocht burgemeesters en schepenen in verband met zijn leeftijd om een milde straf. Jean werd veroordeeld tot veertien dagen op water en brood en tot verbanning voor vijf jaar en voorts tot de betaling van de kosten van het proces. Noot: 1. Deboucheren is: tot ondeugd verleiden. Bron: RAZE 1575, folio 124 Een te optimistische benadering Franpois Bouchelaire was het verblijf in de stad Goes door het stadsbestuur ontzegd in verband met zijn gedrag in september 1773. Hij moest de stad binnen twee maal 24 uur verlaten en hij mocht er niet terugkeren. Na enkele weken was hij er toch weer gesignaleerd en hij werd prompt opgepakt. Voor het gerecht werd door de baljuw geëist dat hij hiervoor flink gestraft zou worden. De verdediging stelde dat het bericht hem, Franfois, wel ter ore was gekomen, maar dat het hem niet officieel was aangezegd. Hij was dus in zijn onschuld en zonder opzet naar de stad teruggekeerd. De verde diging verzocht het vergrijp dan ook door de vingers te zien en vanwege de armoede van de gedetineerde hem niet de kosten van het proces te laten betalen. De baljuw stelde dat het besluit van het stadsbestuur aan zijn zogenaamde vrouw (of bijzit) bij herhaling door de stadsdienaars was bekend gemaakt, omdat hij niet thuis was. De gevraagde Ver schoning' had dus geen enkele grond. De baljuw bleef bij zijn eerder gestelde eis. Burgemeesters en schepenen veroordeel den Franf ois tenslotte tot veertien dagen op water en brood, en verbanning voor altijd uit de provincie en tot betaling van de kosten van het proces. Bron: RAZE 1575, folio 133. Afb. 1. 's-Heer Hendrikskinderen. Collectie GA Goes.) 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2005 | | pagina 17