de bouwmeester van Goes is geweest, valt er in de stad vrijwel niets te bekijken dat aan hem herinnert. Ook staan de voor en door hem gebruikte titels niet in verhou ding tot wat we van hem weten. Door de schaarse gegevens blijft hij een mysterieuze figuur, van wiens levensloop en ambtelijke loopbaan we ons te weinig een voorstelling kunnen maken. Toch dringt de gedachte zich op dat hij in Zeeland niet aan zijn trekken gekomen is. Niet voor niets noemde Bénézit hem: 'aqua- relliste et architecte', in deze volgorde. Zou hij eigenlijk gemikt hebben op een loop baan in de beeldende kunst, bijvoorbeeld als aquarellist of portretschilder en heeft hij genoegen moeten nemen met een baan als stadsarchitect in Goes? Het blijft een open vraag. Tot slot: in zekere zin was hij 'een der onzen' geworden, maar toch koos hij op den duur voor België. Hij zal zich in Elsene ten slotte thuis gevoeld hebben. Noten: 1. J. Immerzeel, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, Amsterdam, 1843, deel 2, p. 158. GA Goes, document 682, Lannée de Betrancourt. 2. Inventaris van het kaarten- en tekeningenarchief van Rijkswaterstaat Directie Zeeland 1807-1950, Winscho ten, 1991. Zeeuws Archief, inventaris 361.3, nrs. 941, 1839 en 2369 uit 1825, 1826, 1828. S. Piccardt, Catalogus der verzameling van voorwer pen betrekkelijk de geschiedenis en oudheidkunde ten stadhuize van Goes, p. 19. 2a. Toen er in de vacature van stadsarchitect voorzien moest worden leek De Lannée de aangewezen persoon, gezien zijn vooropleiding en ervaring als opzichter bij Rijkswaterstaat. Heeft zijn huwelijk met de Goese Neeltje van Ham daar een rol bij gespeeld? Bij zijn aanstelling kreeg hij de vermelding: 'Is door de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Ant werpen benoemd tot professor in het vak der Teeken- kunde'. Zie: G.J. Lepoeter, 'Dirk de Koning 1844-1918, stadsbouwmeester te Goes', Spuije 57, p.8 ev. 3. S. Piccardt, Catalogus, p. 18-19. 4. S. Piccardt, Catalogus, p. 18. 5. H. Uil, Inventaris Archief Stad Goes 1449-1851, 1980, nr. 2431. 6. Kaart aanwezig in GA Goes. 7. Op zijn naam heeft De Lannée ook een ontwerp van een grafkelder staan van 20 mei 1833. Wij zien een doorsnede overdwars, een plattegrond en een profiel van de trap. Niet duidelijk is, zonder verdere gegevens, waarom dit ontwerp werd gemaakt. Hetzelfde geldt voor een model van een hek en een model van een nummerpaal, zonder datum. De tekeningen bevinden zich in GA Goes. 8. I.G.J, van den Bosch, Over den verbouw en bereiding der meekrap in het departement van Vaucluse in ver band met de meekrapteelt in Zeeland, Middelburg, 1850. 9. J.A. Mol, De meestoof'In de Vlugt' te Nisse 1860-1893, In: Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 1982, p. 60, 62. Op Zuid-Beveland waren vóór 1850 zeven meestoven in bedrijf. 10. Idem, p. 64. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat hij als architect genoemd wordt van de in 1859 gebouwde meestoof te Kruiningen en de waarschijnlijk op die basis te bouwen stoof 'In de Vlugt' te Nisse. 11. L.J. Abelmann, De stichting van de Koopmansbeurs te Goes, In: Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord- Beveland 1989. p. 61-74. 12. J. de Ruiter, Heinkenszand, land van achttien polders, uitgegeven in opdracht van het gemeentebestuur van Borsele, p. 35, 58. 13. G. Sophia van Holthe tot Echten, De N.H. kerk te Ove- zande en haar muurschilderingen, Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken, april 2003, p. 10-19. 14. C. de Waard, Inventaris van kaarten en tekeningen, Middelburg 1916, nr. 708. p.88 (ca. 1875). 15. Spuije 53, p. 2. 16. GA Goes, Stadsnotulen Goes, nr. 77, stadsrekening 1839. 17. GA Goes, Archief Stad Goes 1851-1969 nr.I, vergade ring gemeenteraad 14 maart 1853. 18. Idem nr. 680, rel. not. 23 juli 1853 bestek en voorwaar den; aanbesteding aan W. J. van de Weert, timmerman te Goes, voor f 1900,-, inv.nr 65, 6 augustus 1853. 19. Het timmerwerk kwam neer op vier kapgebinten, zes schuiframen (vijf voor en een achter) en drie deuren, uiteraard na het afnemen van het dak. De verdieping zou worden verdeeld in een portaal, twee kapitale kamers en een tussengelegen klein voorvertrekje. Dit alles verdeeld door houten tussenschotten. De bestaande deur met beschot in de gang om naar de 'groote zaal' te gaan moest de timmerman wegbreken. De wanden van de voormalige theoriekamer betenge len, bespannen en behangen met randwerk naar de laatste mode! Het directiekamertje moest tot twee gemakken gemaakt worden. De publieke aanbesteding van het verbouwen van de Stadstekenschool overeen komstig het bestek en voorwaarden werd gepubliceerd in de Goesche Courant van 25 juli 1853. 20. GA Goes, ASG 1851-1969, nr. 164, 10 oktober 1853. 21. J. de Kanter en J.Ab. Utrecht Dresselhuis, De Provin cie Zeeland, Middelburg 1824, p.249. 22. Die konden dus weer terug naar hun oude plaats. Naar de reden om niet in zee te gaan met de twee eer ste plannen van De Lannée, die uiteindelijk veel goed koper waren dan het laatste project kunnen wij slechts gissen. De oppervlakte van het schoollokaal zou groter geweest zijn evenals de hoogte. Misschien heeft men toch gehoor gegeven aan de bezwaren van vochtigheid die de hoge bomen met zich meebrachten. Mogelijk was de oostligging, die als ideaal werd gezien, een overweging. Bovendien waren nu ook de gemakken binnen het gebouw gelegen en het zal minder vochtig geweest zijn. Daarvoor werden de frontons boven de ramen en de kapitelen van de pilasters in de voormuur afgeschuurd om het muurwerk zoveel mogelijk aan het nieuwe te hebben. Als uitwijkmogelijkheid maakte De Lannée een nieuw project voor deze school na afloop van zijn eerste voorstel van 15 februari 1853. De gemeente wilde de scholen alleen in bestaande gebou- 10

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 12