Anna van Malden en Pieter de Kuijper
W.P. den Toom
In 'De Spuije 64, voorjaar 2005', schreef ik
al over 'Roofgierige lieden in de achttiende
eeuw'. Als we verder speuren in de 'Rol van
criminele zaken' komen we regelmatig der
gelijke mensen tegen. Er is wat dat betreft
weinig verschil met de eenentwintigste
eeuw. De tijd verschilt, de manier is
anders, maar het principe blijft hetzelfde.
Hebzucht, armoede, afgunst en een ver
keerde levenshouding zijn van alle tijden.
Anna van Malden, de vrouw van Pieter de
Kuijper, bekende voor het gerecht dat ze
met haar man op 27 oktober 1776 op die
venpad was geweest. Ze hadden 's avonds
tussen 8 en 9 uur bij de Monnikendijk een
partij stokbonen meegenomen en die 's
morgens vroeg op een kruiwagen, die weer
uit Kattendijke was meegenomen, in de
stad Goes gebracht. Pieter was er toen van
door gegaan en had onderweg nog wat
spullen 'gevonden', die ook werden meege
bracht. Bij de boerderij van Pieter van
Boven stond ook nog een zak witte bonen
op hem te wachten en de putketel van Jan
Swemer lachte hem ook toe. Anna vertelde
dat Pieter de gewoonte had in alle vroegte
allerlei spullen mee naar huis te nemen,
die zij dan ergens verstopte. Hij jatte aller
lei spullen uit tuinen en brak regelmatig in
tuinhuizen in.
Toen er huiszoeking in hun huisje werd
gedaan had zij diverse goederen in de
regenbak gegooid. In de loop van de tijd
waren ook allerlei dingen door haar in
Veere verkocht of verpand bij de bank van
lening.
Voor de baljuw was het een uitgemaakte
zaak: Anna was fout geweest en ze moest
gestraft worden. Ze moest worden gegeseld
Afb. 1. Boerderij aan de Monnikendijk te Kattendijke. (Collectie Gemeentearchief
Goes.)
28