ter. Marinus ging daar uiteraard niet mee akkoord en liep volgens Claus als een razende door het land. De gemoederen van de protestanten raakten zo verhit dat het op 25 maart 1697 tot een uitbarsting kwam, met het noodlottig gevolg voor beide schuilkerken. Daarbij bleef het niet, want in de daarop volgende week stroopten ben den het land af om katholieke boeren geld af te persen en hun huisraad kort en klein te slaan. Ook in en rond 's-Heerenhoek hadden verschillende boeren het zwaar te verduren. Afpersing Op de boerderij van Frans Dekker aan de Vleugelhofweg woonde toen de bejaarde Jacomina Oosthoek, weduwe van Cornells Westhoeve, met haar zoon. Over het bezoek van de oproerkraaiers aan deze hoeve schrijft pastoor Claus het volgende. 'De plunderaars liepen rondom het huis als razenden, en vonden alle deuren gesloten. Zij dreigden aanstonds de hoeve in brand te steken als de deur niet zou worden geopend. Deze weduwe, die zeer oud was, vol angst en benauwdheid zijnde, hoorde de rovers niet anders roepen dan om geld, waarop zij uit haar kas 70 pond (dat is 200!) haalde. Maar omdat zij de deur niet durfde openen om het geld aan de rovers te geven, sloegen dezen een ruit in en riepen dat zij het geld daardoor moest steken. De zoon, door het schoon spreken van zijn moeder; stak de zak met geld door de opening en kreeg als zijn loon met een degen nog een steek door zijn hand'. Pas na enige tijd kon het stadsbestuur van Goes de rust op het platteland herstellen. Pastoor Lanzink, die voor de plunderaars was gevlucht en daarna 14 dagen in de stad Goes onderdook, had zo de schrik te pakken dat hij naar Holland vertrok en niet meer terugkeerde. Bij de plunderingen gingen ook de doop- en trouwaantekenin- gen over de periode van 16 januari tot 25 maart 1697 verloren, en daarom, schrijft pastoor Claus, 'zijn van die tijd geen aante keningen in het doopboek te vinden, zoals daarin is aangetekend'. Na de vlucht van pastoor Lanzink is de parochie achttien maanden zonder pastoor geweest. De pastoor van de stadsparochie, Van de Velde, nam zolang waar. Op 16 november 1698 kwam als nieuwe landspastoor Joannes Schoon beek. Ook hij was Jansenist en bovendien leidde hij een onstich telijk leven, zodat hij in 1713 door de kerkelijke overheid werd afgezet. Als zijn opvolger was aangewezen pater Hach, maar omdat deze religieus was, werd hij door de autoriteiten van Goes niet toegelaten. Daarbij speelde de stadspastoor, Charliers, een kwade rol. Melchior van Dreunen Als opvolger voor het land werd toen op 1 augustus 1713 Melchior van Dreunen benoemd 'een merkwaardig mens, eigen wijs en koppig, en bovendien behept met een aanstootgevende voorliefde voor het zwakke geslacht', zoals Post het uit drukt. Omdat hij samenwoonde met drie ongetrouwde dames, Afb. 2. De kerk en pastorie van Kwadendamme omstreeks 1872. Met de bouw van de kerk begon men in 1801, de toren werd pas in 1819 gebouwd. (Uit: Twee eeuwen. Geschiedenis van de Parochie Kwadendamme, Kwadendamme, 2001, p. 9.) 34

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 36