naar huis - stonden ze op het kerkhof nog wat na te praten. 'En daer gesien en gehoort te hebben dat Dom. van 'tHol Adriana Monsu heeft uit zijn huis gelaten. En dat ze malkanderen kusten dat wij het hoorden, ja ook sagen dewijl dat het ligte maane was dat Dom. van 'tHol zijn handen uitstak om onder haer kuesen schandelijk- heit te plegen. En ons gewaer werdende seide Adriana Monsu, het is of daer nog volk op het kerkhof stont. En dom. van 'tHol seide, ja dat sullen nog van mijn leerlingen sijn, waer op wij tegen haer hebben gespro ken en seiden ja Adriana wij ben hier nog.' Als het zo gegaan was als de beide dames verklaarden, zal het schrikken geweest zijn. Dominee Van Toll bestreed de verkla ring met alle stelligheid. Niet meer dan een lasterschrift was de verklaring, de dames stonden op een afstand van tenminste vijf roeden 18 meter) en tussen hen in de kerkhofmuur en het vishuis. Trouwens, Susanna Willems was in alle opzichten onbetrouwbaar. Ze had een 'onecht' kind en zich 'infaem gemaekt, als opentlijk belij dende een hoer te wesen'. Op 22 april was ze op verdenking van diefstal door Johan Nieuwland, de stadhouder in Zuid-Beve land, opgepakt en gevangen gezet. Maria van de Guchte was 'een dogter van die mijn tegenpartij is, en die nu al van voorleden jaar een heijmelijken haat tegen mij schijnt opgevat te hebben'. Susanna Willems was domweg door Maria van de Guchte overge- Afb. 5. Gezicht op het dorp uit het westen, gravure 1743. In het midden van de afbeel ding, rechts naast de kerkhofmuur, het vis huis. (Collectie Gemeentearchief Goes.) haald om de belastende verklaring af te leggen, aldus de uitleg van de dominee. Verdere getuigen van het voorval waren er niet.14' Al op 7 mei stonden Susanna en Maria ieder afzonderlijk voor de vergadering van de classis in Goes, om een toelichting te geven en over hun verklaring aan de tand gevoeld te worden. De predikant geschorst De Classis van Zuid-Beveland werd er nadrukkelijk mee geconfronteerd, de klaag schriften over het gedrag van de predikant, opgesteld door de kerkenraad en onder steund door verklaringen van vele gemeen teleden. In de vergadering van 9 april 1737 lag er een door dertig 'leden en burgers van de gemeinte van Baarland' opgesteld memorandum op tafel. Ze gaven een 'vrij willig getuigenisse der waerheit wegens het ergerlijk leven en onstigtelijk gedrag van onsen predikant. ...Ja wij muegen wel seg- gen dat wij al menigmael onder de gods dienst al sugtende het woord der waerheit moeten aanhooren.' De gedelegeerden van de classis, belast met het onderzoek van de kwestie en het uitbrengen van een advies aan de vergade ring - de predikanten J. Ie Francq te Hein- kenszand, Corns. Pets te Krabbendijke en Th. van Schermbeek te Nisse - togen naar Baarland om een aantal gemeenteleden te horen. Ze stelden een uitvoerig advies op, met vele uitwijdingen. In de vergadering van de classis op 4 juni was de kwestie Van Toll langdurig onderwerp van gesprek, met als conclusie: tijdelijke schor sing van de dominee. De definitieve beslis sing lag in handen van het Collegium qualifïcatum te Baarland. Dit college besloot op 7 juni tot het onder censuur stellen en een schorsing van zes weken. Gedurende deze periode was de dominee verplicht om de kerkdiensten als toehoor der bij te wonen. In aanwezigheid van de gedelegeerden van de classis werd de schorsingsperiode op zondag 21 juli 1737 afgesloten met een boetpredikatie door dominee Van Toll over Psalm 39:8 en 9: 'Ende nu, wat verwacht' ick, o Heere mijne hope die is op u. Verlost mij van alle mijne 8

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 10