handel en wandel van dominee Hermanus
van Toll. In de klachten van de kerkenraad
ging het altijd over 'dronkenschap en
andere ergernisse.' Die 'andere ergernisse'
werd meestal in het vage gehouden, want
het had betrekking op de relatie van de
dominee met leden van het andere
geslacht. Daarover deed men, zeker in offi
ciële stukken, als het kon geheimzinnig.
Vandaar dat we in een aantal gevallen niet
verder komen dan gissingen. Deze laten we
hier buiten beschouwing. Op een bepaald
moment moesten evenwel feiten zwart op
wit benoemd worden.
We zagen al dat de relatie tussen de domi
nee en Adriana Monsu, de kersverse
weduwe van de baljuw Joseph Albregtse,
met een aan zekerheid grenzende waar
schijnlijkheid aangemerkt kon worden als
niet geheel zuiver.
De jaren daarna was er een andere vrouw
die in en om de pastorie een rol van beteke
nis speelde. Dat was Neeltje Verlare. Deze
Neeltje Hubregtsdochter Verlare was
getrouwd geweest met Adriaan Klaasse.
Uit dat huwelijk had ze een dochtertje
Maria, gedoopt op 4 april 1724. Daarna
had ze echtbreuk gepleegd en verder was
ze ongehuwd gebleven. Op 29 juli 1736
werden van haar - door dominee Van Toll
- twee kinderen gedoopt, de tweelingen
Jan en Janus. In het doopboek staat er bij
geschreven: 'N.B. deese kinderen sijn in
onegt gewonnen bij een persoon, soo de moe
der seijde genaamd Jan.'19) Neeltje Verlare
had zich in Baarland geen goede naam
bezorgd, velen bleven daarom het liefst uit
haar buurt. De kerkenraad betitelde haar
als 'seker vrouwmens, seer ter quader naam
staande'.
Na de geboorte van haar tweelingen raakte
ze al snel kind aan huis in de pastorie.
Vooral als Maria van Toll-Harink in het
kraambed lag en gedurende de perioden
erna, was ze er dagelijks te vinden. Ook
haar dochtertje Maria kwam er veel, fun
geerde er zelfs als dienstbode. Het zorgde
in Baarland voor veel gespreksstof, zodanig
dat de kerkenraad de predikant gelastte
om Neeltje Verlare de toegang tot zijn
woning te ontzeggen. Het was tegen dove
mansoren gesproken. Het was zelfs zo dat
de dominee zei, haar wel in huis te moeten
nemen omdat hij geen andere kraamhulp
kon krijgen. Zijn buren en vrienden hadden
het hem aangeraden. Hij had van de nood
een deugd moeten maken. Met Pieternella
Zadelaar, de vroedvrouw en baakster van
Baarland, leefde hij in onmin. Ze had
meerdere keren tegen hem getuigd.
Opnieuw klachten naar de classis
Het gebeurde op de eerste Paasdag kon
onmogelijk binnen de kerkenraad worden
afgedaan. De verhouding was zo gespan
nen dat het totaal onwerkbaar geworden
was. Tijdens een vergadering in de consis
toriekamer maakte dominee Van Toll aan
stalten 'om henen te gaan, neemende het
actenboek onder den arm.' Door dit gebaar
sloeg de vlam in de pan. De ouderling Job
Pieterse Steenpoorte sprong woedend over
eind, 'die seide gij suit het hier laten en ds.
van Toll ik wil, ik sal het niet laten.Een
dreigend handgemeen kon slechts met de
grootste moeite door het verstandig optre
den van de ouderling Gerard van Duimen
worden voorkomen. Het 'dreigen van te
slaan' werd later door de kerkenraad toege
geven.
Afb. 7. Het opengeslagen aktenboek van de
kerk van Baarland. (Archief van de
Hervormde Gemeente Baarland, Gemeente
archief Borsele.)
Op woensdag 6 mei 1739 vergaderde de
Classis van Zuid-Beveland in Schore. In
het klaagschrift dat de dag tevoren was
opgesteld, werd de classis door de kerken
raad formeel op de hoogte gesteld en herin-
11