nerd aan de klachten die in de voorgaande
jaren al ter tafel waren gebracht. De ker
kenraad benadrukte dat de genomen maat
regelen niet het gewenste resultaat hadden
opgeleverd. Integendeel, Eerwaerde hee-
ren en broederen, wij moeten tot ons leedwe-
sen seggen dat Dom. H. van tHol in plaats
van gebeterd nog steeds is voortgaende en
aanhoudende in de bovengemelde sonde
van dronkenschap en andere ergernisse
meer. Waer in den kerkenraed verklaerd
den predikant menigmael broederlijk ver-
maent te hebben om was het mogelijk, den
gemelden predikant tot een beter en stigte-
lijk leven te bewegen, maer ook alles te ver
geefs. En om welke bovengemeld dronken
schap en ergerlijkheden den predikant
H. van tHol nu laest voor de derde reijse
van de verbondszegels is gesuspendeerd, soo
als uit ons kerkelijk acteboek sou kunnen
getoont werden.'
Zoals gebruikelijk kreeg de predikant van
de classis de gelegenheid om zich tegen de
nieuwe aanklacht te verweren. Zijn ver
weerschrift, gedateerd 29 juni 1739, was
vanuit een andere invalshoek opgesteld als
de voorgaande keren. Dominee Van Toll
had een vlijmscherpe pen en hij was er een
meester in om degenen die de moed hadden
om tegen hem te getuigen, in een kwaad
daglicht te stellen. Daarmee trachtte hij
dan de aandacht van de zaak af te leiden.
Nu koos hij er meer voor om te trachten
het medelijden van zijn collega-predikan
ten op te wekken: 'Eerwaerde Heeren, ik
ben confuus geweest, maer de reden waren
dese. Voor eerst de groote beslommering van
huijsselijke saeken benemen mij al dikwils
de lust mijner studiën, daer komt ten
tweede bij de geduerige en aenhoudende
onminnelijke bejegeningen, die ik soo nu en
dan moet verdraegen, dan van die, vooral
van mijn kerkenraeds persoonen, die laest-
leden in plaets van ordentlijk met mij te
handelen mij dreijgden te slaan, en souw
sulks geschied sijn, soo niet door woorden
van een voorsigtiger broeder sulks belet was
geworden, ik ben alleen en kan derhalven
(want het is in de consistorie geschied) het
niet bewijsen. voor het overige ben ik
bijna op Baarland alleen, van allen men-
schen hulp ontblood, behalven nog eenigen,
die mij selfs attestatie hebben gegeven, die
enigsints tot mijn voordeel souden konnen
strekken ...Ik segge dan in deesen opsigte:
mijn vader en mijn moeder hebben mij ver
laten, de Heere (hoope ik) sal mij aenne-
men, ten dien einde U lieder aller herten
bestieren, om in deese met mij niet hande
len na het strengste der kerkelijke regten.
De vergadering van de classis, die op 5 juli
in Borssele werd gehouden, bood zowel aan
de kerkenraad als aan de predikant de
gelegenheid om de ter tafel liggende stuk
ken toe te lichten. De predikanten
P. Hamer en Th. van Schermbeek kregen
als gedeputeerden van de classis de zaak
voor onderzoek ter plaatse en het opstellen
van een advies in handen.
Dominee Van Toll had het goed gezien. De
classis liet in de vergadering op 4 augus
tus, voor zover dat verantwoord leek,
genade voor recht gelden. De huiselijke
omstandigheden in het gezin Van Toll - op
12 juli was er dochtertje Anna Hendrina
geboren - werden door de eerwaarde heren
in aanmerking genomen. Wat door de ker
kenraad gehoopt en ook min of meer ver
wacht werd, ontzetting uit het ambt,
gebeurde niet. Voor de derde maal, nu voor
een periode van twaalf weken, werd Her-
manus van Toll als predikant geschorst.
De volgende dag, op woensdag 5 augustus
1739, vergaderde in Baarland het Colle
gium qualifïcatum. Dat was noodzakelijk
om het vonnis van de classis te bekrachti
gen. Om de ernst van de toestand te onder
strepen waren de gedeputeerden Hamer en
Schermbeek naar Baarland gekomen. Het
bezoek van de gedeputeerden op deze dag
had als hoofddoel om bij dominee Van Toll
op de meest indringende wijze te bena
drukken dat hij het bevel van de kerken
raad om Neeltje Verlare niet meer in de
pastorie toe te laten, diende op te volgen.
en dom. Van Toll te bewegen tot een
beter leven en dewijl dom. Van Toll voor
wende die vrouwe niet wel te kunnen verla
ten omdat hij sestien schellingen aen haer
schuldig was en buiten staet was om het
haer te geven.
Zonder twijfel was het medelijden met hun
diep gezonken collega, dat de gedeputeer
den ertoe bewoog om hem 'ider uit haer
12