sak' een rijksdaalder ter hand te stellen. Zijn schuld aan Neeltje Verlare had hij daarmee kunnen afbetalen.20' Wordt vervolgd Noten: 1. C. Dekker, Zuid-Beveland, de historische geografie en de instellingen van een Zeeuws eiland in de middel eeuwen, Assen 1971, pag. 341-342; G.J. Lepoeter, Baarland, in bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken nummer 9, 1982, pag. 11-18; J. de Ruiter, Baarland, land tussen Honte en Zwake, Goes 2004; M. Smalle- gange, Nieuwe Cronyk van Zeeland, Middelburg 1696, pag. 702. Behalve in Baarland werden op 1 december 1578 pre dikanten aangesteld in Heinkenszand, Hoedekens- kerke, Kapelle, Kruiningen, Nisse en Wemeldinge. 2. Collegium qualificatum: kiescollege waarin zitting hadden de ambachtsheer (meestal vervangen door twee vertegenwoordigers) en de kerkenraad. Job Pieterse Steenpoorte (geboren in de hofstede 'De Steene Poorte') was op 18 december 1695 te Baarland gedoopt als zoon van Pieter Marinissen (van de Stee- nepoorte) en Cornelia Jobs Walhout. Hij was, evenals zijn vader en zijn grootvader Job Walhout, dijkgraaf en schepen van Baarland. Later zou hij tevens ouderling in de kerk van Baarland worden. Pieter Marinissen en zijn nakomelingen noemden zich als eersten naar de hofstede die ze bewoonden. De andere schepen Dignus Walhout, te Baarland gedoopt op 1 april 1673, was een broer van Cornelia Walhout en dus een oom van Job Pieterse Steenpoorte. De hofstede De Steene Poorte was in voorgaande eeu wen een aanzienlijke versterkte woonvesting. De hui dige boerderij is in 1860 gebouwd, (gegevens C. Steenepoorte, Ridderkerk-Rijsoord). 3. Gemeente Borsele, archief N.H. kerk Baarland, stuk ken betreffende bijzondere onderwerpen, nr. 1/13. 4. F.A. van Lieburg, Repertorium van Nederlandse hervormde predikanten tot 1816, deel I, predikanten, Dordrecht, 1996. 5. Gemeente Borsele, Register van transporten Baarland, RAZE 2485, akte 6 oktober 1731. 6. Als noot 3, inv.nr. 73. 7. GA Goes, Retroacta dopen nr. 2; notarieel archief, RAZE 2172, akte 28 november 1734. 8. Als noot 3, inv.nr. 69. 9. J. van der Baan, Geschiedkundige beschouwing van Zaamslag, Terneuzen, 1859, pag. 382-383. 10. De haven van Baarland lag bij Bakendorp. Van hieruit werd op verschillende plaatsen aan de overzijde van de Westerschelde een veerdienst onderhouden. Zo ook op Zaamslag, waar de aanlegplaats aan het Zaamslag- seveer was. Dit veer, op plm. 2 km ten oosten van het dorp, was gelegen aan het Hellegat, een zijarm van de Westerschelde. Het Hellegat, tussen Hulster en Axeler Ambacht, was ontstaan na de militaire inundaties van 1584-1585. Het was van belang voor de scheepvaart. Het is niet duidelijk of schipper Maarten de Rijke de beurtschipper van Baarland was. 11. ZA, archief Classis van Zuid-Beveland, toeg.nr. 29.1, inv.nr. 97, stukken 13 november 1736, 5 februari 1737. 12. Als noot 5, akte 15 maart 1736. 13. Als noot 11, stukken 13 november 1736, 18 januari 1737. 14. Als noot 11, stukken 11 april 1737, 9 mei 1737. 15. Als noot 11, inv.nr. 17, stukken 9 april 1737, 7 mei 1737, 4 juni 1737. 16. Als noot 11, inv.nr. 9, inv.nr. 17, stuk 5 mei 1739. 17. Als noot 3, inv.nr. 3; als noot 11, inv.nr. 17, stuk 5 mei 1939. 18. Het legaat Porrenaar werd jaarlijks aan een groot aan tal diaconieën in Zeeland uitgekeerd. Het was afkom stig uit de nalatenschap van mejuffrouw Agatha Porre naar, geboren uit een aanzienlijk Vlissings geslacht en overleden in december 1661. Zij had haar nagelaten vermogen vrijwel geheel bestemd voor de kerkenarmen van een groot aantal gemeenten. 19. Als noot 8. 20. Als noot 3, inv.nr. 3; als noot 11, inv.nr. 9, inv.nr. 17, stukken 5 mei 1739, 29 juni 1739, inv.nr. 97, stuk 3 mei 1741. De schuld die dominee Van Toll zei te hebben aan Neeltje Verlare bedroeg 16 schellingen. Dit was 4,80. De waarde van een in Middelburg geslagen (Zeeuwse) zilveren dukaat of rijksdaalder bedroeg 52 stuivers of 2,60. Alle andere rijksdaalders hadden een koers van 50 stuivers. De Zeeuwse rijksdaalders werden in het hele land tegen 52 stuivers geaccepteerd. Dominee Van Toll kreeg dus een bedrag van 5,20. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 15