lonen waren laag. Daarom is er een staking geweest voor een loonsverhoging van een cent per uur. Er werd hierover tijdens een rumoerige vergadering onderhandeld met als resultaat dat die cent erbij kwam. De staking was gewonnen. Er was echter een verliespuntje. Voor de tot dan toe gratis verstrekte klaver voor de konijnen diende na de staking twee cent per zak betaald te worden. De levensomstandigheden en de huisves ting waren slecht. Veel arbeiders en hun gezinnen woonden in hutten gebouwd van stro en sparren. Er was grote armoede en er werd veel gezopen waardoor het beetje geld dat werd verdiend meteen weer verbrast werd. Naast de strooien hutten stonden keten die bewoond werden door kasteleins, leveranciers van noodzakelijke levensbehoeften, geldschieters en lommerdhouders, voor de polderjongens onmisbare factoren om te overleven en zo nu en dan te ontsnappen aan het grauwe bestaan. Maar ook aan de werkzaamheden van de Völckerpolder kwam een einde. De bedij king was rond en de polder droog. En toen kon worden begonnen met de bebouwing. Eerst een modelhoeve en daarna de overige bebouwing waaronder Völckerdorp. De grond en de opstallen eigendom van H.G.J. Völcker, met als zakelijk behartiger rent meester Ferdinand Hombach, werden uit gegeven aan zogenaamde zetboeren. (Een kolchoze avant la lettre.) Aangezien de pro blemen met de zetboeren in grote lijnen dezelfde waren als later op de staatsboer derijen in de Sovjet Unie, zijn de boerde rijen met de bijbehorende gronden vanaf 1925 in pacht uitgegeven. Zo arm als de landarbeiders waren, zo rijk waren de eige naren en de rentmeester van de polders. De Völckers woonden ondermeer in Warns- veld in kasteel 'De Voorst' en rentmeester Ferdinand Hombach besteedde meer tijd en geld aan drank en vrouwen, dan aan het aan hem toevertrouwde beheer van onroe rende goederen. Daarnaast had hij nog een boot met als thuishaven Goes met daarop een vaste bemanning van 12 koppen. Ook daar waren, om het maritiem te houden, ankers wijn en meisjes loos. Ten slotte had hij in het Ambachtshuis de beschikking over een tweetal - volgens de verhalen, en in de ogen van de omwonenden - bloed mooie secretaresses. Het is met rentmeester Ferdinand Hom bach uiteindelijk niet goed afgelopen. Ongeveer in 1925 eindigde zijn tijdperk. Aangezien alles zijn prijs heeft moest die ook door Hombach worden betaald en wel in de vorm van een faillissement, met een schuld van ongeveer een miljoen gulden. Het laatste deel van zijn leven sleet hij arm en eenzaam in een oudemannenhuis in Delft. Ondanks zijn turbulente leven werd hij 93 jaar oud. W"Mdruht, Afb. 3. Dijkwerkers bij Woensdrecht, begin twintigste eeuw. (Collectie E. Jansen.) Ferdinand Hombach werd opgevolgd door rentmeester W.F.K. Lenshoek en later C.E.P. Lenshoek die de bezittingen van de Völckers op orde brachten en de zaken op professionele wijze behartigden. De Völc kers waren zeer tevreden over de rent meesters. De maatschappelijke ontwikkelingen die een reactie vormden op de scherpe klassen scheiding en de slechte arbeidsomstandig heden, zijn geheel of gedeeltelijk aan de aandacht van de Völckers ontsnapt. Bij brief d.d. 27 december 1935 schrijft Eduard C.K. Völcker van Soelen aan W.F.K. Lenshoek dat hij met genoegen heeft vernomen dat alle decemberpachten zijn voldaan maar dat hij sinds een jaar wordt gehinderd door de Socialistische 21

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 23