Smokkelwaar W.P. den Toom De ligging aan open water heeft voor veel mensen een grote aantrekkingskracht om bepaalde goederen zonder het betalen van invoerrechten aan land te brengen. We herinneren ons nog wel de sleepboot die met motorpech vastliep aan de Zeeuwse kust en toen door de douane eens stevig werd doorzocht. Vele kilo's verdovende middelen bleken aan boord verstopt te zijn, met het doel die op de Europese markt te brengen. Door alle eeuwen heen is met wis selend succes geprobeerd vooral levensmid delen en alcoholische dranken zo de provin cie binnen te smokkelen. Vanuit het zuiden was het niet zo moeilijk om bij gunstig tij en met een gunstige wind een van de kleine havens aan de kust van de Wester- schelde binnen te lopen en daar de goede ren zo lang op te slaan. In 1775 voer Johannes Verbaake in decem ber vanuit Koningskieldregt in de richting van Zuid-Beveland. Hij had allerlei goede ren aan boord waarmee hij 's avonds om half acht in Hoedekenskerke aankwam. Hij loste de koopwaar en bracht die in de schuur van Cornelis Versijs. Hij had bij zich: 3 pakken boekweitmeel, 13 pakken gort en een zak mossels op bestel ling van Ambrosius den Ouden om die 'ten Sluijke binnen dezen Eijlande in te bren gen'. Met zijn medegevangene Francis Emmereg had hij de volgende dag een monster gort en meel verkocht aan de vrouw van Jasper Bom, die op de Baarlandse Kaaij woonde. De dienaars hadden hem diezelfde dag opgespoord ten huize van Cornelis Versijs en met zijn waren opgebracht naar Goes. Tijdens het verhoor bleek dat hij voor zijn bemiddeling 7 schellingen en de kost zou krijgen, maar hij wist dat hij handelde tegen de placcaten. De baljuw eiste dan ook: een boete van f. 200,- wegens smokkel, een straf wegens het verkopen van de monsters, een boete van f. 100,- voor het plegen van fraude, confiscatie van de goederen en openbare geseling als hij de boetes niet zou kunnen betalen. Toen begon het steekspel met de verdedi ging, die stelde dat Johannes dacht dat het bewaren en bezorgen van de goederen geen strafbaar feit was. Hij was slechts afge huurd voor 7 schellingen en de kost in de hoop voor zijn twee moederloze kinderen iets te kunnen doen. Hij beval zich met zijn twee arme kindertjes dan ook aan de heren rechters aan. Burgemeesters en schepenen veroordeel den hem tot de boetes die de baljuw had geëist. Als die niet binnen 8 dagen waren voldaan, moest hij worden gegeseld in het voorportaal van het stadhuis. Bron: Raze 1575 folio 139. Afb. 1. Landbouwhaven bij Hoedekens kerke. (Collectie Gemeentearchief Goes.) 25

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2006 | | pagina 27