Yerseke moest er tot 1844 een delen met
Schore. In dat jaar kreeg Yerseke een eigen
veldwachter, terwijl Schore toen met
Kruiningen werd samengevoegd. En dit
zijn nog maar enkele voorbeelden van de
vele herindelingen waaraan de veldwach-
tersdienst op Zuid-Beveland in de negen
tiende eeuw was onderworpen.2'
Na de opheffing van de brigades in 1851
kwam de veldwachter voortaan recht
streeks onder de burgemeester te staan.
Om de gemeenteveldwachter gelegenheid
te geven buiten de grenzen van zijn
gemeente op te treden, kon hem een com
missie van onbezoldigd rijksveldwachter
worden verleend.
Deze situatie bleef tot de Tweede Wereld
oorlog praktisch ongewijzigd. Pas eind
1942 kwam er een einde aan het bestaan
van de gemeenteveldwacht, toen de Duitse
bezetter besloot de veldwacht bij de mare
chaussee onder te brengen.3'
De aanstelling van een veldwachter
Het was niet moeilijk om veldwachter te
worden. Het in 1829 vastgestelde 'Regle
ment op de inrigting der veldwachters in
de provincie Zeeland' stelde slechts vier
eisen: de kandidaat moest ouder dan 25 en
jonger dan 40 jaar zijn; hij diende van
erkend, goed, zedelijk gedrag te zijn; hij
moest kunnen lezen en schrijven en hij
moest sterk en in staat zijn om de vermoe
ienissen van de dienst door te staan. De
voorkeur ging uit naar ex-militairen die
eervol uit de dienst waren ontslagen, in het
bijzonder naar degenen die waren onder
scheiden.
Bepaalde beroepen werden onverenigbaar
geacht met het veldwachtersambt. Kan
toorklerk, molenaar, broodverkoper, bak
ker, slager, brouwer, herbergier: de uitoefe
ning van al deze beroepen werd
veldwachters strikt verboden. Sterker nog:
ze mochten zelfs niet wonen in huizen
waar deze beroepen werden uitgeoefend.
Andere nevenactiviteiten waren alleen toe
gestaan dan op bijzondere bewilliging van
de Plaatselijke Besturen, goedgekeurd door
den Gouverneur,4'
Nieuws over een vacante veldwachters-
functie verspreidde zich in een dorp als een
lopend vuurtje. Een publieke bekendma
king was zelden nodig, laat staan een
advertentie in de krant. Altijd waren er
wel mensen, in de regel uit het dorp zelf,
die, zodra ze het nieuws hoorden, onmid
dellijk in de pen klommen en de burge
meester ervan probeerden te overtuigen
dat zij de uitgelezen kandidaat waren om
de vertrekkende veldwachter op te volgen.
De meeste sollicitanten wezen op hun
glansrijke militaire loopbaan en hun onbe
rispelijke levenswandel. Sommigen wonden
er geen doekjes om dat het hun om de cen
ten ging. Zo schreef in 1845 Pieter Vinke
uit Ellewoutsdijk dat hij veldwachter wilde
worden omdat hij zich in kommerlijke
omstandigheden bevond en geen mogelijk
heid zag om voor hem, vrouw en vier kinde
ren het nodige bestaan te kunnen daarstel-
len.5)
Dat de baan van veldwachter in Zeeland
populair was, blijkt uit de grote aantallen
sollicitanten. In de meeste gevallen
beschikken we slechts over de lijst waarop
de namen prijken van de door de burge
meester voorgedragen kandidaten. Soms
zijn echter de brieven van alle sollicitanten
bewaard gebleven en deze aantallen laten
aan duidelijkheid weinig te wensen over.
In Kloetinge bijvoorbeeld lieten in 1875
maar liefst 47 mensen weten graag in aan
merking te komen voor de betrekking.6' In
's-Heer Arendskerke was de situatie niet
veel anders. In 1891 kreeg de burgemees
ter van dat dorp meer dan dertig sollicita
tiebrieven te lezen.7' De populariteit van
het ambt was begrijpelijk, als men bedenkt
dat er geen specifieke kennis of vakman
schap voor vereist was. Vrijwel altijd
waren het landarbeiders, werklozen of
kleine neringdoenden die solliciteerden,
mensen die zich bewust waren van het feit
dat ze niet veel andere mogelijkheden had
den. Ook al verdiende de veldwachter in de
negentiende bedroevend weinig, menigeen
zal zich maar wat trots hebben gevoeld om
in zijn eentje door het dorp te lopen, in een
uniform gekleed en met een karabijn bewa
pend.
Ook de materiële zekerheid speelde onge
twijfeld een belangrijke rol. Vanaf het
einde van de negentiende eeuw, toen de
23