zeer in de hand gewerkt wordt door het
gebrek aan naauwgezetheid van eenige oes
terhandelaars die niet schromen om de
blijkbaar of vermoedelijk gestolen oesters
tegen goede prijzen op te koopen van hen die
zich wederrechtelijk daarvan hebben mees
ter hebben gemaakt. Over deze toestanden
wordt door belanghebbenden met reden en
algemeen geklaagd
Toen verleden jaar de zesjarige ambtsver
vulling van den bejaarden burgemeester,
die - een eenvoudige boer - sedert lang in
de gemeente gefungeerd had, en gewoon
was zooals men zegt "Gods water over Gods
akker te laten loopen" ten einde kwam, was
het mij gelukt onder de ingezetenen een
anderen burgemeester te vinden van wien
betere dingen verwacht mochten worden, de
eenige zou ik haast zeggen die genoegzaam
boven de bevolking stond en die, ofschoon
oestercultuur, het toch ook met het boerene-
lement goed kon vinden. Hij heeft tot nu toe
die verwachting niet beschaamd en reeds in
vele opzichten zijn invloed ten goede weten
te doen gelden, onder andere ook wat betreft
de handhaving der politieverordeningen op
de kroegen en herbergen en het doen van
pogingen tot opsporing van oesterdieven.
Juist daardoor schijnt hij zich blootgesteld
te hebben aan de kwaadwilligheid van
eenige slechtgezinden. Hij heeft mij ten
minste verklaard, dat het hem op voor hem
overtuigende wijze gebleken was, dat zijne
persoonlijke veiligheid in de gemeente
gevaar liep indien hij op den ingeslagen
weg voortging en tot mijn spijt heb ik wei
nig hoop hem alsnog van zijn besluit om
zijn ambt neer te leggen terug te brengen.
Het zal toch uiterst moeilijk zijn een
geschikte burgemeester voor Yerseke in zijne
plaats te vinden. Het is mij niet mogen
gelukken de gegrondheid van des burge
meesters vrees voor zijne persoonlijke veilig
heid te constateeren, doch hoe dat zij, de
hierboven geschetste toestanden te Yerseke
en het feit, dat de burgemeester het veld
gaat ruimen voor kwaadwilligheid, wijzen,
mijns inziens, op de noodzakelijkheid om
niet langer te dralen met het vestigen
aldaar van eene behoorlijk sterke en doel
treffend ingerichte rijkspolitiemacht.
De smeekbede had kennelijk succes, want
een paar maanden later liet de minister
weten dat er met ingang van mei 1882
twee rijksveldwachters in Yerseke zouden
worden geplaatst. De minister liet er ech
ter geen twijfel over bestaan, dat de
gemeente op het gebied van de openbare
orde schromelijk tekortschoot. De gemeen
teraad aldaar, zo schreef hij de commissa
ris, die steeds op 's Rijkskosten meer politie-
toezigt tracht te verkrijgen blijft echter in
gebreke om van gemeentewege daarvoor iets
te doen en houdt den ongeschikten en met
verschillende bijbaantjes overladenen eeni-
gen veldwachter in dienst.17)
Het werd echter al snel duidelijk dat zelfs
twee rijksveldwachters en één gemeente
veldwachter niet voldoende waren om de
rust in het dorp te bewaren. In 1885 kwam
de burgemeester daarom met het voorstel
om naast Koster een tweede gemeenteveld
wachter te benoemen. Hij wilde, zo maakte
hij de raad duidelijk, een echte goede veld
wachter die zich nergens anders mee te
bemoeien heeft, en zo iemand mocht best
een paar cent kosten. Dat Koster niet vol
deed, was al lang duidelijk. Te vaak werd
hij in de kroeg gesignaleerd, te vaak ook
werd hij betrapt op misbruik van sterke
drank. Met het oog op zijn talrijk gezin
wilde hij Koster echter niet ontslaan. Het
voorstel van de burgemeester werd met een
nipte meerderheid (vijf tegen vier) aange
nomen. Tot tweede veldwachter werd de
32-jarige, in Chaam geboren, Johannes M.
Bles aangenomen.18'
Wie denkt dat de ordeproblemen in Yer
seke met de komst van een extra veldwach
ter verleden tijd waren, komt bedrogen uit.
Sterker nog: ze leken vanaf 1886 zelfs gro
ter te worden. Dat het optreden van veld
wachter Koster hieraan debet was, zou in
1887 andermaal blijken. In oktober van dat
jaar kreeg de burgemeester, net terugge
keerd van een werkbezoek aan Amster
dam, van wethouder Lemson te horen, dat
Koster dinsdagavond ter ongeveer acht uren
voor schandaal door de gemeente had
geloopen. Volgens getuigenis van den veld
wachter Bles werd Koster door het volk uit
gejouwd en nageschreeuwd. Op bovenge
meld uur moest Koster zich als gewoonlijk
28