Deze bleef daar in functie tot zijn overlij
den op 10 mei 1842. Bij Aarssen lezen we
over hem: 'Dokter de Graag schijnt gedu
rende zijn 37-jarige praktijk zowel te Krab-
bendijke als te Rilland en Bath als heel- en
vroedmeester een grote populariteit te heb
ben verworven.'15)
Voor Jacobus Maarten Vane was de dood
van Samuël de Graag het sein om direct in
actie te komen. Blijkbaar was hij er erg op
gebrand om in Krabbendijke de opengeval
len plaats in te nemen en misschien was
hij ook bang dat één van zijn collega's hem
voor zou zijn. Op 13 mei, drie dagen na het
overlijden van dokter De Graag, werd hij in
het bevolkingsregister als inwoner van
Krabbendijke ingeschreven.
De eerste jaren in de nieuwe standplaats
verliepen naar wens. Uit een enthousiaste
brief die Jacobus Maarten op 14 februari
1845 aan de Provinciale Geneeskundige
Commissie te Middelburg schreef, lezen we
over proeven die hij in het voorgaande jaar
had genomen met het op een nieuwe
manier inenten van kinderen tegen de
alom gevreesde pokziekte; 'Ik geefUHoog-
gel. aldus kennis van den uitslag mijner
proefneming om ter vergelijking te kunnen
dienen indien meerdere proeven van dien
aard worden genomen.Hieruit blijkt dui
delijk dat hij niet alleen maar simpelweg
en routinematig zijn werk deed, maar dat
hij op zijn manier trachtte om een bijdrage
aan verbeteringen in de medische zorg te
leveren.
Een andere bewaard gebleven brief dateert
van 9 mei 1845 en was gericht aan Johan
nes de Man. Hierin kondigde hij zijn reis
naar Weesp aan, om daar op 22 mei in het
huwelijk te treden met de 18-jarige Corne
lia Johanna van der Vijver (geboren te
Amsterdam 16 december 1826). Interes
sant is zijn mededeling over de waarne
ming van zijn praktijk tijdens zijn afwezig
heid: 'Dr. Janssen zal mijne praktijk
waarnemen, gelijk ik de zijne wanneer hij
na mijne terugkomst voor acht dagen op
reis gaat.De in Kruiningen begonnen
vriendschap tussen de twee medici was dus
in stand gebleven.16*
Toch was er iets aan de hand. Op
17 november 1846 schreef de dominee van
Krabbendijke een brief op poten aan de
Provinciale Geneeskundige.Commissie te
Middelburg. Het ging in deze brief over het
feit, 'dat J.M. Vane zich schuldig maakt
aan het misbruik van sterken drank.'Zo
schreef de dominee onder andere: 'De onder-
geteekende heeft hem voor tien dagen als
een lijk naar bed gebracht. heeft in de
vergadering des kerkenraads de dato 28
September l.l. de vraag voorgesteld of een
bestendig dronken geneesheer getolereerd
mag worden.' Merkwaardig genoeg kwam
de dominee snel op zijn woorden terug.
Twee dagen later deelde hij namelijk mede
dat hij de brief in drift geschreven had. Hij
was verontwaardigd geweest omdat het
echtpaar Vane hem zwaar had beledigd.
Hij stelde nu dat Jacobus Maarten zeker
een flinke berisping verdiende, maar dat
hij het als predikant niet op zijn geweten
wilde hebben dat de geneesheer in het
ongeluk gestort zou worden.
Het was voor de Provinciale Geneeskun
dige Commissie aanleiding om burgemees
ter Weststrate om opheldering te vragen.
De burgemeester trachtte met zijn brief
van 25 november op een diplomatieke
manier om alles zoveel als kon onder het
vloerkleed te vegen:voor mij geloof ik
dat zulks bezijden de waarheid is, en dat de
geruchten dienaangaande bij Uw Ed. inge
komen zeer overdreven zijn.17)
Op het hellend vlak
Op woensdag 12 mei 1847 vond in het
gemeentehuis te Krabbendijke een verko
ping van landerijen plaats. Bij die gelegen
heid werd er stevig gedronken. Op zich was
dat niet ongewoon op dergelijke bijeenkom
sten, waar de boeren uit de wijde omtrek
zich verzamelden en gezelligheid troef was.
Twee dagen daarna schreef burgemeester
Weststrate in een brief aan de Provinciale
Geneeskundige Commissie dat 'bij die gele
genheid den Heer J.M. Vane genees- en
heelkundige alhier niet vrij te spreken is
geweest van dronkenschap en buiten staat
welligt geweest zoude zijn om zijne praktijk
uit te oefenen'. Het was de zoveelste keer
dat de dokter zich aan openbare dronken
schap had overgegeven. 'Tot voorkoming
van eene gewisse ondergang van zijn huis-
13