samen met zijn oudste broer en zusters bezit, had hij het druk genoeg. Burgemees ter werd A. van Damme. In 1854 is burge meester Bijbau van Colijnsplaat ook benoemd tot burgemeester van Kortgene en Kats. Het is waar dat zowel in Wissenkerke als in Colijnsplaat de eerste burgemeester 'van de soort Thorbecke' door zijn zoon werd opgevolgd. Maar opnieuw was hierbij de schaarste aan aanbod van kandidaten voorzien van voldoende ontwikkeling van beslissende invloed. Jacobus Vader werd opgevolgd door zijn enige zoon Willem Johannes (1839-1916), die in Wissenkerke burgemeester is geweest van 1873-1894. Willem was opgeleid aan de Landbouw school te Deventer, een welhaast ideale voorbereiding om een dorp te leiden dat zo overwegend zijn bestaan vond in de land bouw. J.H. Bijbau in Colijnsplaat is opge volgd door zoon L.A. Bijbau, die burge meester bleef van 1879-1892, evenals zijn vader tevens van Kortgene en Kats. Ook deze laatste Bijbau was een unicum: hij was de enige jurist op het hele eiland. De in het recht bekwame zonen van Abraham en Willem Lodewijk Vader hadden immers beiden werk gevonden aan de in 1838 opge richte 'Arrondissements Regtbank' in Goes, opvolger van de in 1810 ingestelde 'Recht bank van eerste aanleg'. Ik hoop hiermee duidelijk gemaakt te heb ben, dat deze burgemeestersposten, hoe 'familiair' die er ook uitzien, niet hun oor sprong vonden in het elkaar toespelen van de bal, maar in de extreme schaarste aan gekwalificeerde kandidaten. Een schaarste die het gevolg is geweest van de eisen die aan de ambtsbekleders door Thorbeckes Gemeentewet werden gesteld én door het feit dat het 6000 inwoners tellend eiland veel gemeenten had, die zich met hand en tand hebben verzet tegen fusie en dus ook veel ambten te bezetten hadden! Als A.J. Barth en A.L. Kort, in hun boek 'Tussen isolement en ontsluiting', - terecht! - opmerken, hoe moeilijk het is geweest steeds weer voldoende artsen en school meesters te vinden, bereid om op het zo afgelegen eiland te werken, dan geldt dat a fortiori voor de burgemeesters, sinds de tijd dat de nieuwe Gemeentewet aan hen zijn eisen stelde. Als men, puur wegens de familierelatie, hen van gekonkel zou beschuldigen, dan is men onvoldoende op de hoogte van de oorzaak die dit simpelweg nodig heeft gemaakt. Een familiebetrek king is op zichzelf geen verwijtbare eigen schap. Men zou dan wel Beatrix moeten verwijten het koningschap te hebben aan vaard, terwijl zij al heel duidelijk te ken nen heeft gegeven, dat zij het ambt nooit geambieerd zou hebben als zij daarvoor niet de enig aangewezen persoon was geweest. Het gebrek aan mededinging wil niet zeg gen, dat de benoemde ambtenaren niet vol deden. In tegendeel. J.H. Bijbau fungeerde zo goed, dat hij in 1878 zijn ambt mocht verruilen voor het lidmaatschap van Gede puteerde Staten! Dat werd niet iedereen. En Jac. Vader verwierf zoveel gezag in en buiten Wissenkerke, dat hem menig andere functie is aangeboden. Tekenend voor de schaarste aan geschoold intellect is dat na het vertrek van de Vaders tweemaal een huisarts burgemeester werd van Wissenkerke, eerst Q.J.M. Jansen, en dan D.J. Helderman. Er is nog een tweede reden waarom men niet kan zeggen dat men maar eigen fami lie de bal toespeelde: de bal had namelijk geen financieel gewicht! Financiële gegevens In 1808 heeft A. Vader, daartoe verplicht door een afgedwongen inschrijving op een staatslening, zijn ambtelijk inkomen gespe cificeerd: 27

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2007 | | pagina 29