werd beschouwd. Men hechtte erg aan een
smal middel, en de boezem diende zo plat
mogelijk gehouden te worden. Hierbij moet
men bedenken dat de mode op het platte
land niet gelijk liep met de heersende mon
daine mode voor de adel, hovelingen en
rijke burgers. In de tijd dat de Zeeuwse
vrouwen nog volop de boezem pletten met
het stiklijf liepen in Versailles uitbundig
gedecolleteerde dames rond.6)
Al dit ongemak ten spijt heeft het stiklief
toch minstens honderd jaar dienst gedaan,
en wellicht wel langer. Uit de zeventiende
eeuw is, voor zover mij bekend, nog geen
schriftelijk bronnenmateriaal met betrek
king tot Zeeuwse of Zuid-Bevelandse
streekdracht bekend, maar als men leest
dat er in 1721 in een sterfhuis een stiklief
van de overledene wordt verkocht71 dan
mag men aannemen dat zij die
bij leven gedragen heeft, en dat
de genoemde stiklieven dus
logischerwijs niet anders dan uit
de zeventiende eeuw kunnen
stammen.
Dat het stiklief het zo lang heeft
volgehouden is wellicht mede te
danken aan het feit dat het niet
tot de dagelijkse kleding
behoorde. Slechts op hoogtij
dagen kwam men er mee voor
den dag. Voor daags droeg men
een hemdrok en in de zomer kon
men daar ook zondags mee naar
de kerk. In de winter droeg men
voor de zondag en voor wat net
tere gelegenheden gewoonlijk
een mantel of mankei, een uitge
sneden jak met halflange mou
wen.
Pas rond 1780 ging er een
andere wind waaien, als men
van lieverlee steeds meer over
stapte op het jak of de mankei
als feestdracht. De stiklieven
bleven nog wel tot de garderobe
behoren maar het aantal per
boedel nam af.
Zo rond 1800 had eigenlijk elke
zichzelf respecterende vrouw
meer mankels dan stiklieven,
waarvan men er vaak nog maar Afb.
één in het kammenet had liggen. Rond
1820 was het doek definitief gevallen en
werden stiklieven niet meer genoemd en
dus ook niet meer algemeen gedragen.
Mogelijk zullen ze incidenteel nog wel door
een eigenzinnig of ouderwets type gedra
gen zijn.
Het is erg interessant om te kijken naar
het gehele kostuum dat men droeg bij het
stiklief. Een schitterende beschrijving vin
den we in het 'Kabinet van Mode en
Smaak', dat in 1791 in Haarlem verscheen.
De tekst luidt als volgt:
'Deze zuidbevelandse boerin is gekleed in
zomer-zondagspak bestaande uit een rokke-
lijf of keurslijf met chitse beuk* door een
blaauw gekruist lind strak benedenwaarts
gehouden wordende en voorzien met
1. Replica kostuum. (Impressie auteur.)
3