Jacobus Maarten Vane (1813-1848), heel- en vroedmeester te Kruiningen en Krabbendijke Het tragische einde van een begaafd medicus G.J. Lepoeter Op maandag 3 januari 1825 begonnen in Middelburg de lessen aan een geheel nieuwe opleiding, namelijk de Geneeskun dige School.1' De opening van deze Klini sche School betekende een grote sprong voorwaarts voor de uitoefening van de geneeskunde in Zeeland. Het was ook hard nodig, want de geneeskundige zorg, vooral buiten de steden, stond op een laag peil. Gedurende de Franse overheersing waren de gilden opgedoekt. In de gildentijd waren het op het platteland de vaak niet hoog ontwikkelde chirurgijns, die er hun medi sche praktijk uitoefenden. Ze combineer den dat werk meestal met een barbierswin kel. Voor grote ingrepen moesten de chirurgijns volgens de bepalingen van het gilde toestemming hebben van een medici- nae doctor.2' Zowel door de gebrekkige mogelijkheden van communicatie als door een slordige werkwijze, ontbrak daar nogal eens wat aan. Het wegvallen van het gil denwezen had op medisch gebied voor een zodanige wanorde gezorgd, dat het voor de Provinciale Geneeskundige Commissie als verantwoordelijk orgaan onmogelijk gewor den was om voldoende toezicht uit te oefe nen. Van enige garantie van de kwaliteit van de medische zorg was al helemaal geen sprake. Toelatingseisen voor de Geneeskundige School De voorwaarden waren soepel om te wor den toegelaten tot het onderwijs op de school. Minimaal zestien jaar oud moesten jongens zijn om toegelaten te kunnen wor den.3' Ze moesten behoorlijk kunnen lezen en schrijven en bovendien moesten leerlin gen in de heelkunde hun gedachten op een redelijke wijze op schrift kunnen stellen. Verder was het een vereiste om van onbe sproken gedrag te zijn. Dit moest blijken uit een getuigschrift van goed gedrag, afge geven door het plaatselijk bestuur. Ten slotte was er de noodzaak om te beschik ken over een gezond en voor de uitoefening van het beroep geschikt lichaamsgestel. Aanmelding diende plaats te vinden bij de president van de Provinciale Geneeskun dige Commissie. Nadat de kandidaat door de commissie geschikt was bevonden, volgde inschrijving als leerling door het bestuur van de school. Bij het beëindigen van de studie, die mini maal vier jaar duurde, werd op de school geen examen afgenomen. De examens wer den afgelegd voor de Provinciale Genees kundige Commissie, die tevens met het toe zicht op de school was belast. In tegenstelling tot de medicinae doctoren waren de door de provinciale commissie gediplomeerden uitsluitend gerechtigd om in het betreffende gebied, in dit geval Zee land, hun praktijk uit te oefenen. In de beginperiode was het onderwijs aan de school niet voldoende strak georgani seerd. Het beperkte aantal lesuren op de school was de oorzaak van veel vrije tijd voor de studenten, met als gevolg van tijd tot tijd overlast voor de inwoners van de stad en uitspattingen. Dit was voor vele ouders mede de reden om hun zoon niet naar de school te sturen, maar een prak tijkstudie te laten volgen. Een aantal van de gevestigde heel- en vroedmeesters namen jongens onder hun hoede om ze in de praktijk voor de examens op te leiden. Dit leverde vaak goede resultaten op. Om de examens te mogen afleggen was het bezoeken van de school ook geen vereiste. Het kwam ook voor dat een aspirant heel- en vroedmeester een praktijkopleiding genoot en daarna ter afronding nog één of twee jaar de lessen aan de school volgde. Jacobus Maarten Vane leerling aan de school Jacobus Maarten Vane was op 15 juni 1813 te Middelburg geboren als zoon van 7

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2007 | | pagina 9