Afb. 2. 't Hof Koningspolder in oorspronkelijke staat, circa 1910. (Particuliere collectie.) Augustinus. In 1970 ging de gehele polder inclusief de boerderijen verloren als gevolg van de industrialisatie van het Sloegebied. Eerste vindplaatsen van de naam Het is niet duidelijk op welke moment en op welke wijze de naam van de polder is vastgesteld. De naam duikt op in de over eenkomsten die de heer van Borssele en de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke met elkaar sluiten vanwege de inpoldering van de Koningspolder. Er zijn verschil lende overeenkomsten, die betrekking heb ben op afzonderlijke werkzaamheden.6' De eerste gedateerd 24 april 1753 heeft betrekking op de aanleg van de nieuwe zee dijk. In de aanhef is de polder nog zonder naam:omme met Godes hulpe, en onder zijnen zegen het zelve te formeren tot een nieuwen polder bequaam korenland'. In een ongedateerde, latere overeenkomst, vermoedelijk ook uit 1753, komt de naam voor het eerst in de aanhef voor.Conditie waarnaar de gecommitteerden van Zijn Excelentie den heer van Borssele gemeene Ambagtsheeren van 's H:r Arendskke: van meening zijn te besteden, het maken van de wegen, weg, cavelslooten in den nieuw ingedijkten Koningspolder op Borssels als 's Heer Arendskerke Ambt:.'1) De naam van de polder is meteen gesteld in de spelling die de definitieve is geworden. In de later opgestelde rekeningen over de periode 1753 - 1756 wordt de naam van de polder daarentegen als Coningspolder gespeld. Ook de naam Konincks Polder komt voor.8' Anna Margaretha Elisabeth Coninck Het is aannemelijk dat de heer van Borssele de naam van de polder bepaald zal hebben. Het grootste deel van de polder viel aan hem toe. Misschien nog wel belangrijker is dat Jan van Borssele (1707 - 1764), de toenmalige heer van Borssele, een man van groot aanzien was.9' Jonkheer Jan van Borssele was tevens heer van Ter Hooghe, heer van Geldermalsen, schepen en raad van Middelburg en vanaf 1747 gecommitteerde van de Eerste Edele in de Staten van Zeeland. Met name deze laatste functie, waarin hij stadhouder Willen IV in Zeeland vertegenwoordigde, maakte hem tot een machtig man in Zeeland. De heer lijkheid van Borssele was in 1750 in zijn bezit gekomen toen de stad Goes de heer lijkheid aan hem verkocht. Jan van Borssele had weinig fortuin van zichzelf.10) Hij kampte regelmatig met financiële problemen. In 1748 liet hij zijn oog vallen op de toen 15-jarige Anna Mar garetha Elisabeth Coninck (1733 - 1794), wees en enig erfgenaam van een enorm 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2007 | | pagina 17