De mosselfabriek te Wemeldinge
Frank de Klerk
In de Tweede Wereldoorlog werd in Wemel
dinge een nieuw bedrijf opgericht: Mossel-
conservenfabriek De Schelde, ook wel De
Mosselinmakerij genoemd. De onderneming
werd met kapitaal uit Yerseke opgezet; de
aanvraag voor de bouw- en hinderwetver
gunning werd gedaan door de firma Mieras
en Simonse. Het gebouw werd opgetrokken
met betonplaten. Het dak was met dakpan
nen gedekt. De fabriek kwam te staan aan
de oostzijde van het Kanaal door Zuid-Beve
land. Door de verbreding van het kanaal en
het maken van een nieuwe uitmonding in de
Oosterschelde is deze plaats niet meer terug
te vinden. In de fabriek kwam een stoomma
chine van 3 pk. te staan. Het lage, langwer
pige gebouw was verdeeld in de kokerij, pel
lerij, inleggerij, schaftlokaal en magazijn.
Op enkele plaatsen was het dak verhoogd
om voor ventilatie te zorgen.
In het mosselseizoen werden de mossels per
schip aangevoerd. Menige Wemeldingse
schooljongen werd naar de sluizen gestuurd
om een emmertje mossels te kopen voordat
de schepen door de sluizen geschut waren.
Ook werd er geruild. Diegenen die een win
kel dreven gaven bijvoorbeeld een pakje
tabak mee om te ruilen tegen een emmer
mossels. De mosselschepen werden bij de
fabriek gelost met een grijpertje. In de
kokerij stond een viertal grote ketels
waarin de mossels gekookt werden. Op een
lange tafel in de pellerij werden de mossels
van hun schelpen ontdaan. Veel meisjes en
vrouwen uit Wemeldinge en omstreken
vonden hier werk. De lege schelpen gleden
door kleine luiken in de zijwand naar bui
ten, waar ze weg werden gekruid. In de
inleggerij werden de mossels in glazen pot
ten gelegd, vermoedelijk in het zuur om ze
te kunnen bewaren. Ook dit was vrouwen
werk. Zodra de potten afgesloten waren
werden ze in het magazijn opgeslagen, om
naderhand afgevoerd te kunnen worden.
De dorpsjeugd had al snel door dat, als er op
zondag niet werd gewerkt, je gemakkelijk
via de stortluikjes voor de schelpen in het
gebouw kon komen om daar kattekwaad uit
te halen. Slechts enkele jaren bleef de
onderneming in bedrijf. Vermoedelijk was
de kokerij al vanaf 1944 buiten bedrijf.
Meteen na de bevrijding werd het een verza
melplaats van Duitse munitie: handgrana
ten, lichtkogels, lege hulzen, allerlei oorlog
stuig werd er verzameld. Het mag een
wonder heten dat er nooit ernstige ongeluk
ken zijn gebeurd, omdat de dorpsjeugd ook
nu in het gebouw wist te komen en gevaar
lijke spelletjes met de munitie uithaalde.
Nadat de munitie was afgevoerd bleef het
gebouw nog geruime tijd in gebruik voor de
mosselindustrie. In 1950 was de firma Ver
enigde Zeeuwse Mosselexporteurs ZEEMOS
te Yerseke eigenaar van het gebouw, dat
ingrijpend werd verbouwd. In de vloer wer
den over de hele lengte van de loods putten
uitgegraven van 40 cm. diep. Tussen het
kanaal en de loods kwam een waterinlaat
zodat mossels in deze putten verwaterd kon
den worden. Datzelfde jaar werd aan de
zuidzijde van het bestaande gebouw een
werkruimte bijgebouwd, met tevens een
opslagplaats voor zakken, een kantoor en
een schaftlokaal. Voor het gebruik van vier
elektromotoren kreeg het bedrijf in 1950 een
hinderwetvergunning. Het is onbekend hoe
lang deze onderneming heeft bestaan aan
het kanaal, en wat het latere gebruik van
het complex is geweest.
Overigens kwam er in de nabijheid van dit
bedrijf in 1949 een tweede tot stand. J.P.
Dhooge uit Philippine liet een loods voor
het spoelen van mosselen aan het kanaal
bouwen. Met een lopende band konden
vanuit de ruimen van de vissersboten de
mossels in de loods worden gebracht. Ook
van dit bedrijf is niet bekend hoe lang het
heeft bestaan.
Bronnen:
Mondelinge informatie dhr. T. Felius.
Gemeentearchief Kapelle, hinderwetvergunning inv.nr.
1085, 1086, 1087.
Gemeentearchief Kapelle, bouwvergunningen inv.nrs.
1142, 1151.
18